In het wild – Miriam Lancewood

Miriam LancewoodMiriam Lancewood woont sinds zes jaar met haar man Peter op afgelegen plekken op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland, in een piepklein trekkerstentje. 

De wind blaast over haar gezicht als ze op haar matje ligt, de regen ratelt soms zo hard op het tentdoek dat ze elkaar niet kunnen verstaan. In de bergen loopt ze soms in de vrieskou. In woestijnachtige gebieden kan ze snakken naar water.
Als Miriam vlees wil eten, moet ze zelf een haas of een geit doden, of een val zetten voor een possum, een klein buideldier. Zichzelf en haar kleren wast ze in de (vaak ijskoude) riviertjes en beken, haar haar behandelt ze met ochtendurine tegen roos. Tampons en maandverband heeft ze vervangen door een uitwasbare siliconen mooncup. Er gaan soms weken voorbij dat ze niemand anders ziet dan haar man.

Gezonder

In het voorjaar was Miriam Lancewood  even in Amsterdam, voor de publicatie van het boek dat ze schreef over haar manier van leven. In de bibliotheek van het Ambassade Hotel aan de Herengracht zit ze tussen stapels nog te signeren exemplaren. Een stevige blondine met een licht Achterhoekse tongval en joviale manieren. Gespierde armen, blozende wangen, licht gebruinde huid. Helemaal de vrouw die begin vorig jaar te zien was in het tv-programma Floortje Dessing naar het einde van de wereld.
Ja, de stad heeft veel meer kabaal en veel meer prikkels. Opgetogen: ‘Heerlijk hoor! Ook in Nieuw-Zeeland kom ik graag onder de mensen. In de dorpen waar ik boodschappen doe, luister ik graag naar hun verhalen. Ik ben nieuwsgierig naar ieders manier van leven.’
Miriam heeft niets tegen de bewoonde wereld, laat dat duidelijk zijn. Tussen haar periodes in de wildernis verblijft ze bijvoorbeeld in vakantiehuisjes die ze via via vindt. ‘Maar in de natuur voel ik me gezonder en sterker, en meer verbonden met mijn omgeving’, zegt ze. ‘Er zijn minder prikkels, waardoor mijn ruiken, kijken, horen en mijn intuïtie er allemaal op vooruit zijn gegaan. Ik kon voelen dat de kawakawa, een inheemse struik, heilzaam is voor de spijsvertering. Dat stond ook in handboeken, zag ik later.’ Ook psychologisch is ze gegroeid. ‘In berggebieden ben ik heel klein. Mijn angsten, problemen en verdriet lijken er nóg kleiner. Uiteindelijk lossen ze op.’

‘In de natuur voel ik me gezonder en sterker’

Je omgeving beïnvloedt je dus, heeft ze gemerkt. ‘In de stad ga je sneller leven, in de natuur wordt je tempo trager. Het duurt ongeveer twee weken eer ik weer mijn rustige tempo heb hervonden in de natuur.’ Wat ze vooral mist als ze kampeert, zal ze later tijdens de presentatie van het boek zeggen, tot hilariteit van de zaal: ‘Een tafel is toch wel een heel goede uitvinding.’

Spaargeld

Miriam groeide op in de Achterhoek en Assen, deed negen jaar scouting (‘nu leef ik een padvindersleven in het kwadraat’). Ze studeerde lichamelijke opvoeding in Groningen en werkte een jaar als gymjuf in Afrika. Daarna reisde ze naar India. In 2007 ontmoette ze daar haar huidige man Peter. In de Himalaya zagen ze sadhu’s (mensen die uit religieuze motieven in afzondering leven). ‘We zeiden tegen elkaar: dat is leuk, zo dicht bij de natuur staan, dat zouden we ook wel willen.’
Terug in Nieuw-Zeeland, Peters thuisland, bereidden ze op het Zuidereiland hun eerste drie maanden in de bergen van de Zuidelijke Alpen voor. ‘We wilden kijken of we het überhaupt zouden kúnnen. We waren ook nieuwsgierig naar wat het zou doen met ons bewustzijn, leven in de natuur.’ Geen materiële ballast leek ze ook fijn. Peter leefde al zo. Hij had zijn huis verkocht, zijn baan als universitair docent opgezegd en leefde van zijn spaargeld. Miriam: ‘Ik kan heel goed sparen. Het geld dat ik verdiende met lesgeven, dat ik ook in Nieuw-Zeeland een jaar deed, zette ik allemaal op de bank.’

Eetbare bessen

Het Zuidereiland is het grootste van de twee Nieuw-Zeelandse hoofdeilanden, en het minst bevolkte. Ruig is er écht ruig. Onze ‘wilde’ Veluwe is er een Engelse landschapstuin bij. Hele gebieden zijn nagenoeg onbewoond. Woestijn, jungle, fjorden en vulkanen: het is er allemaal. De bergketen van de Zuidelijke Alpen loopt van zuid naar noord over het hele eiland, er zijn zeventien toppen boven de drieduizend meter.
Deel van Miriam en Peters voorbereiding voor een verblijf in die ruige natuur waren lange tochten met complete kampeerbepakking, koken op een kampvuur, leren over eetbare bessen en paddestoelen, berekenen hoeveel thee en meel er mee moest. Miriam oefende dagelijks in boogschieten – voor de jacht.
Ondanks de regen, kou en de honger die ze ondervonden in hun eerste drie maanden, smaakte de ervaring naar meer. Ze leefden nog een paar keer in afzondering, op andere plekken in de Zuidelijke Alpen waar het beter weer was. Deels in hun tent, deels in hutten. Hun etensvoorraden werden per auto of helikopter gebracht.
Daarna liepen ze de Te Araroa Trail, van het noordelijkste puntje van Nieuw-Zeeland naar het zuidelijkste. Ze deden er een jaar over. Zij met 25 kilo op haar rug, hij met 15 (zijn knieën protesteren soms). Het liefst meden ze de gebaande paden. Boodschappen deed Miriam in dorpen die min of meer in de buurt lagen van de trail.

Jagen

Het is niet alleen maar leuk in de wildernis. Het lopen is soms enorm zwaar. ‘En ik heb me in de eerste hut ook best verveeld’, zegt Miriam. ‘Nietsdoen, ik was er bang voor. Wat ben je nog als je niets doet? Ik moest het echt leren.’ Ook het jagen viel haar, vegetariër sinds haar geboorte, zwaar. ‘Pas toen we echt energie tekortkwamen en het voortdurend koud hadden, ging ik het doen.’

‘Nietsdoen moest ik echt leren’

In plaats van de pijl en boog gebruikt ze nu vooral het geweer. De haas, geit of possum sterft sneller, en het geweer schept voor haar gevoel meer afstand tussen haar en het dier. De dieren waarop ze jaagt, zijn geïmporteerd in Nieuw-Zeeland en een plaag geworden. Ze brengen schade toe aan flora en fauna. Miriam: ‘Om hen te bestrijden, strooit de overheid lukraak een akelig vergif uit helikopters. Ook insecten en inheemse dieren eten dat. Ik denk dat het beter is om gericht te jagen en de dieren op te eten.’ In de bewoonde wereld eet Miriam geen vlees. ‘Daar zijn genoeg alternatieven.’

Handwerk

En wat doet een mens verder, zo in het woud? Miriam: ‘Peter en ik hebben één boek bij ons, vaak een filosofisch boek dat gespreksstof biedt. En we spelen schaak. We praten veel, ook over onze relatie. Wat is liefde bijvoorbeeld? Is dat een cultureel concept, of is dat écht? In het Nederlands zeg je “houden van”, dat geeft een indruk van bezit. Mijn eigen concept van liefde heeft juist níet met bezitten te maken, maar heel erg met in verbinding zijn met elkaar.’
De twee maken ook lange wandelingen in de omgeving van de tent. ‘We kunnen ons dan enorm verbonden voelen met de natuur. Uren kunnen we op een open plek in het bos zitten. Dan klinkt het gezoem van een vlieg enorm hard. Waar gaat hij heen, vraag je je dan af.’ Ook jagen legt flink beslag op haar tijd.
Verder is er handwerk. Van possum-bont naaide Miriam onder meer matten, slofjes en een bodywarmer: allemaal tegen de kou. Geld verdienen deed ze tijdens het lopen van de Te Araroa Trail ook. ‘Af en toe zing ik in de dorpen waar ik boodschappen doe. Dan haal ik zo 400 Nieuw-Zeelandse dollars op (circa 300 euro, red.). Daar kan ik makkelijk een maand van leven.’

Vrijheid

Na zes jaar in Nieuw-Zeeland wordt het tijd om een ander gebied te verkennen. ‘Misschien Oost-Europa, misschien Australië. We zien wel. We hebben ondervonden dat als je heel weinig plant, er van alles op je pad komt.’ Bijvoorbeeld het huisje waar ze haar boek schreef: aangeboden door een automobiliste van wie Miriam een lift kreeg toen ze boodschappen ging doen. ‘Dat is voor mij vrijheid: de tijd en ruimte hebben om in te gaan op toeval. Flexibel zijn. Dat kan ook in de stad, natuurlijk. Ik doe het liever in de natuur. Ik heb heel veel geluk dat ik zo kan leven. Daar ben ik heel dankbaar voor.’

Miriam Lancewood: Mijn leven in de wildernis. Van de Achterhoek naar Nieuw-Zeeland. Kosmos, € 19. ISBN 9789021564098.

Dit artikel is gepubliceerd in Genoeg 113.