Huize Nooitgenoeg

arnon-grunberg

COLUMN – Gerard Borst

Huize Nooitgenoeg

 

Arnon Grunberg is de meester van het aforisme. Zijn werk nodigt uit tot eindeloos citeren. Vergun mij een kleine bloemlezing uit Huid en Haar, zijn nieuwste roman. Overdaad schaadt; ik doe mijn best een citatenvrek te zijn.

 

‘Het hart van de mensen bevindt zich in hun portemonnee.’

Hoofdpersonage in het boek is Roland Oberstein, universitair docent economie in Fairfax (VS). Oberstein is een gelukkig man. Hij leeft volgens een simpel recept. Wat hij wil kan hij krijgen. Wat hij niet kan krijgen wil hij niet. Dat geluk weinig meer is dan de afwezigheid van lijden, deert hem niet.

 

Hart

De in volkerenmoord geïnteresseerde Oberstein raakt bevriend met de Amerikaanse Lea, biografe van Auschwitz-commandant Rudolf Hösch. Zij kennen elkaar amper een dag als een kinderboek dat zij haar dochter wil geven, Lea in tranen brengt. Oberstein wil bij haar gehuil niet betrokken raken:

‘Het begint met gehuil en het eindigt ermee dat je samen een huis koopt. Andermans verdriet, blijf erbij weg, trap er niet in. Het is de muizenval van het menselijk contact.’

Dit is mijn favoriete Huid en Haar-citaat. Maar de volgende uitspraak vind ik ook raak:

‘Het hart van de mensen bevindt zich in hun portemonnee.’

Stukken van de roman gaan over Obersteins moeder, een kenau van een wijf. Zij lijkt sprekend op de vrouw die Grunberg in zijn Volkskrant-column opvoert als ‘mijn moeder’. Tot slot van mijn bloemlezing het gebod waarnaar mevrouw Oberstein leeft:

‘Geld moet je alleen uitgeven als het echt niet anders kan.’

 

Verteveling

Behalve voor zijn moeder ruimt Grunberg in zijn Volkskrant-column met een zekere regelmaat een plaatsje in voor Joop Goudsblom. Goudsblom is een van Nederlands beroemdste sociologen. Er moet sprake zijn van chemie tussen beide auteurs. Mogelijk heeft die te maken met het feit dat ook Goudsblom een begenadigd aforist is.

Van Goudsbloms aforismen is het volgende mij het meest bijgebleven:

‘Te veel te eten, te veel te lezen, te veel te zien, te veel te doen. Verteveling.’

Het begrip verteveling duikt op in Goudsbloms essay De verleiding van het teveel. Dit essay gaat over het milieuprobleem. Centraal staat het gulzigheidsmechanisme. Gulzigheid, zegt Goudsblom, leidt op het individuele vlak tot onverzadigbaarheid en verveling. In een ver verleden heeft die combinatie van te veel en verveling zich in het groot voorgedaan bij de in ‘Huize Nooitgenoeg’ levende Romeinse keizers. In het Romeinse rijk stonden mensen in de hoogste machtscentra voortdurend onder de druk van het gulzigheidsmechanisme om zich met nog meer bezittingen te omringen.

In onze moderne samenleving is deze druk algemener geworden. Hij komt volgens Goudsblom van alle kanten af op iedereen. ‘De verteveling waart alom.’

Met als gevolg een enorm toegenomen beslag op natuurlijke hulpbronnen. Als uitweg bepleit Goudsblom vernieuwing in de energiewinning en in de toepassing van materialen. Daar kijken u en ik niet van op. Verrassender is Goudsbloms aansporing de vernieuwingen zodanig in te voeren dat ze zoveel mogelijk positieve statusassociaties krijgen. ‘Geef zonnepanelen en windmolens a touch of glamour.’

Laat het Jolande Sap gezegd zijn.