Occupy-achtig protest

Janssen

COLUMN Gerard Borst

Occupy-achtig protest

 

De Occupy-beweging protesteert tegen de hebzucht van banken en speculanten. Ook in 1720 maakten mensen zich boos over windhandel. Lijken de protesten op elkaar?

 

Roel Janssens, auteur van ‘Grof geld’

De Occupy-beweging bezet al een maand het Amsterdamse Beursplein. In de pers overheerst cynisme. Volgens een artikel in het weekblad Elsevier zijn de Nederlandse Occupy-kampeerders nauwelijks serieus te nemen. Het gaat hier, lezen we, vooral om de ‘usual suspects’: ‘Krakers en activisten die je altijd ziet bij demonstraties, plus wat dronken Polen en Litouwers die voor opstootjes zorgen.’

 

Denker des Vaderlands

Maar het tafereel is ook in andere tinten gepenseeld. Zo interviewde het dagblad Trouw Hans Achterhuis. Achterhuis is, zoals u misschien weet, Denker des Vaderlands, een eretitel die hij dankt aan een mede door Trouw genomen initiatief. Met een verwijzing naar de Franse filosoof en schrijver Albert Camus (1913-1960) noemt Achterhuis de occupiers ‘mensen in opstand’, mensen die zich oprichten met het gevoel ‘dit pikken we niet’, ‘tot hier en niet verder’, ‘er is een grens die niet overschreden mag worden’.

In naam van een waarde waarvoor zij pal staan, bijvoorbeeld rechtvaardigheid, zeggen zij ‘nee’ tegen de bonussen, ‘nee’ tegen de toenemende maatschappelijke ongelijkheid, ‘nee’ tegen de hebzucht van de banken.

 

Zou het zo zijn als Achterhuis denkt? Of staat het Elsevier-artikel dichter bij de werkelijkheid? Misschien heb ik nog tijd om daar in te duiken. Misschien ook niet, want voor je het weet, wordt met het tentenkamp in Amsterdam op last van het stadsbestuur korte metten gemaakt.

 

In dit stukje gaat het mij om een andere vraag: zag je dit soort protest in een wat verder weg liggend verleden ook al?

 

Actiën

Roel Janssens (foto) meer dan onderhoudende boek ‘Grof geld’ (Amsterdam 2011) helpt ons deze vraag te beantwoorden. ‘Grof geld’ is de boekstaving van speculatie, crises en crashes door de Nederlandse geschiedenis heen.

 

Janssen is op zijn best als hij schrijft over 1720, het jaar waarin Nederlanders zich massaal stortten op de ‘actiënhandel’. Actiën waren aandelen in nieuwe maatschappijen, die meestal waren gericht op het maken van speculatieve winsten. In 1720 werden tal van voorstellen gedaan voor de oprichting van zulke ‘actiëncompagnieën’. Deze zouden de meest uiteenlopende activiteiten gaan ontplooien en hun winstgevendheid, zo werd gezegd, was veelbelovend. Hetzelfde verschijnsel deed zich voor in Frankrijk en Engeland.

 

De handel in actiën kwam in een stroomversnelling. In Nederland begonnen berichten de ronde te doen dat in Parijs en Londen fabelachtige koerswinsten werden behaald. Binnen de kortste keren nam de speculatiekoorts in ons land epidemische vormen aan. In alle lagen van de bevolking werd men actionist. Zelfs ambachtslieden en ‘ander gemeen volk’ lieten zich door de koorts aansteken. Bijna alle ‘neeringen en hanteeringen’ stonden stil; het was een en al actiënhandel wat de klok sloeg.

 

Die handel was een handel in wind. De actiëncompagnieën kwamen niet of nauwelijks van de grond; de zeepbel spatte uiteen, de eerder bovenmaats presterende beurzen lieten een dramatische koersval zien.

 

De koersval leidde tot opstootjes in Parijs en Londen, en ook in Amsterdam. Op 5 oktober 1720 bestormden gefrustreerde beleggers het Franse Koffiehuys in de Kalverstraat. De ruiten werden vernield, het meubilair werd kort en klein geslagen. Het was een volksopstand, aldus Janssen, ‘kort maar heftig’.

 

Hand in eigen boezem

De windhandel van 1720 leverde het satirische toneelstuk ‘Quincampoix of de Windhandelaars’ van Pieter Langendijk (1683-1756) op. Langendijk gaf de speculanten in zijn stuk veelzeggende namen als Bonaventuur en Grijpvogel.

 

De vraag dringt zich op hoeveel bonavonturiers en grijpvogels de Ocupy-beweging van nu telt. In die hoek treedt nu nooit eens iemand naar voren die ook zijn hand in eigen boezem steekt. Maar schuilt er niet in ieder van ons een goklustige en hebzuchtige speculant?

 

Gerard Borst is onderzoeker Geldcultuur bij het Geldmuseum in Utrecht. In zijn column voor genoeg.nl beweegt hij zich op het snijvlak van geld, literatuur en politiek.