Constructieve journalistiek: Opbouwend nieuws

 

Er is een boel ellende in de wereld, en media moeten daarover berichten. Mogen ze ook bijdragen aan oplossingen voor die ellende, mensen aanzetten tot actie? Zeker, vindt een groeiend aantal journalisten.

Dankzij een televisieprogramma van de VPRO was Brigit Kingma (66) vorig jaar negen maanden lang vol in touw als vrijwilliger. Ze ging naar een bijeenkomst (een ‘meetup’) om te praten over Gimme Shelter, een documentaire die toonde wat mensen zelf kunnen doen om vluchtelingen te helpen. Het was december 2015, de stroom mensen bleef maar komen. Kingma, die jaren had gewerkt in de vluchtelingenopvang, wilde wat doen. Hen de grens over rijden in haar eigen auto, zoals ze een Duitse jongen zag doen, dat ging wat ver. ‘Maar ik dacht: wij kunnen die mensen toch wel fatsoenlijk opvangen hier?’

‘Ik dacht: we kunnen die mensen toch wel fatsoenlijk opvangen hier?’

‘Tijdens die meetup stond de zaal bol van de energie’, herinnert Kingma zich. Ter plekke werd ze ‘een van de kartrekkers van een burgerinitiatief voor opvang’. Ze coördineerde een keur aan activiteiten: lessen in taal, muziek, fietsen; sporten; 3D-ontwerpen. Driehonderd inwoners van Lelystad zetten zich belangeloos in, negen maanden lang, voor de vijfhonderd vluchtelingen die tijdelijk in de gemeente verbleven. ‘Er was grote verbondenheid tussen ons allemaal’, herinnert Kingma zich met genoegen. En dat allemaal door een documentaire op tv.

Wat nu?

‘Welkom in de wereld van onderop’ is een van de slogans van het VPRO-programma Tegenlicht. Het programma wil mensen in beweging brengen. Eerst waren de meetups, zoals in Lelystad, alleen in Amsterdam. Inmiddels zijn er jaarlijks tientallen in het hele land en kan iedereen die wil, zo’n meetup organiseren.
Tegenlicht doet met de onderwerpkeuze van zijn documentaires, én met de meetups, aan constructieve journalistiek. Die term vraagt wat uitleg. Constructieve journalistiek is niet heel anders dan ‘gewone’ journalistiek. Het gaat nog steeds om antwoorden op de vragen: wie, wat, hoe, waar en waarom. Maar er komt een vraag bij: wat nu? ‘Hoe los je een probleem op, wat is een alternatief, en wie denkt daar over na?’ schrijft Bas Mesters, tot begin dit jaar manager van de opleiding journalistiek op hogeschool Windesheim in de bundel Wat nu? Onder zijn leiding omarmde de school deze richting in de journalistiek.

Net als digitaal platform De Correspondent en het Twentse dagblad Tubantia. The New York Times heeft al zeven jaar de rubriek Fixes, die bericht over oplossingen voor sociaal-maatschappelijke problemen.

Andere accenten

Verhalen die oplossingen zoeken, wat is daar nu nieuw aan? Oplossingen zijn óók nieuws, en daar moet je gewoon over berichten – en dat gebeurt ook al, vinden critici als Elma Drayer, oud-redacteur van Vrij Nederland en tegenwoordig zelfstandig journalist. De nieuwlichters zijn het met hen eens maar, zeggen zij, we doen net wat meer ons best om die oplossingen voor het voetlicht te brengen. Journalistiek gaat niet alleen om misstanden aan de kaak stellen, maar ook om oplossingen zoeken voor maatschappelijke problemen.
Dat maakt constructieve journalistiek geen goednieuwsshow, of een ‘vorm van geestelijke begeleiding die de mens optimistischer en minder sceptisch zou moeten stemmen’ (aldus een kritische Jan van Groesen, voorzitter van stichting Media Ombudsman Nederland). Het is ook geen hulp-journalistiek (make-over van huis, lichaam, geest, familie of wat dan ook), of clubbladjournalistiek (zoals bedreven in de tijdschriften van Amnesty International of Natuurmonumenten). Het is gewoon een kwestie van accenten anders leggen: in plaats van naar belemmeringen ook vragen naar mogelijkheden. Dat levert andere verhalen op.

Positievere verhalen, durft Cathrine Gyldensted te zeggen. De Deense werkte als correspondent in de VS tijdens de laatste financiële crisis. Daar interviewde ze een vrouw die dakloos was geraakt. In plaats van een slachtoffer zag Gyldensted, tot de zomer lector aan Windesheim, een inventieve vrouw die steeds oplossingen verzon voor kwesties die ze tegenkwam. Gyldensted realiseerde zich: dít is het verhaal dat verteld moet worden, niet hoe ellendig ze het heeft!

Ze verdiepte zich in positieve psychologie en integreerde die uitgangspunten (‘een hoopvol perspectief geeft mensen een beter gevoel’, is er een van) in haar journalistieke benadering. De toevoeging ‘constructieve’ (opbouwend) komt van haar.

Nieuws over aanslagen, hongersnoden, radicalisering: erover berichten hoort erbij. Het oudste deel van ons brein is er ook tuk op, alert als het is op gevaar waar je je voor uit de voeten moet maken. Maar je gaat je er ook machteloos van voelen: ik kan hier in mijn eentje niets tegen uitrichten.

Maar samen misschien wel. En media kunnen mensen samenbrengen, is Gyldensteds overtuiging. Dagblad Tubantia doet dat actief sinds drie jaar. Journalisten werken meer samen met lezers. Enquêtes op de site, ingevuld door honderden lezers, leveren nieuwe informatie op om over te berichten. Een heel dossier maakte Tubantia over grondwateroverlast. Uit een enquête die lezers invulden, bleek onder meer dat de problemen veel groter waren dan ambtenaren dachten – en dus geen individueel probleem van huiseigenaren meer te noemen waren. Nu heeft de gemeente dan toch maar actie ondernomen. De GGD legt huisbezoeken af om de gevolgen voor de volksgezondheid in kaart te brengen.

Gezondere bedrijven

Een meer constructieve benadering zou ook zakelijk gezien positief kunnen uitpakken voor journalisten. Er zijn aanwijzingen dat lezers zulke producties interessanter vinden, en ze vaker doorsturen. Windesheim onderzoekt dit momenteel, onder meer in samenwerking met Tubantia. Dan snijdt het mes aan twee kanten: én gezondere nieuwsbedrijven, én initiatieven om de wereld vooruit te helpen.

Cathrine Gyldensted zegt het ronduit: journalistiek mag meer de barricades op. Zoals bijvoorbeeld de Britse krant The Guardian doet, met zijn campagne ‘Keep it in the ground’, over klimaatverandering. Mede dankzij die campagne trekken grote investeerders zich langzaam terug uit bedrijven die fossiele energie winnen.

Zo’n houding is niet objectief – en journalistiek zou dat moeten zijn, vinden veel mensen. Zo niet Gyldensted. De keuze voor wat je in de krant zet, of in je blad, of op je site, is altijd óók gebaseerd op persoonlijke overtuigingen van wat nieuws is, stelt zij.

Dat is ook te zien in Genoeg. We schrijven liever over autodelen dan over de zegeningen van meer asfalt. Of over het wereldwijde afvalprobleem, en manieren om daar zelf minder van te produceren. De Landelijke Genoegdag was, dankzij jullie hulp, afvalloos. Hoofdredacteur Heleen van der

Sanden deed festivalterrein De Westergasfabriek een handleiding cadeau om dat ook zo te regelen voor de 199 andere festivals die er jaarlijks plaatsvinden.

‘We willen de wereld toch allemáál een beetje beter maken’

Een opbouwend duwtje in de rug mag best, vindt ook Brigit Kingma, van de vluchtelingenopvang in Lelystad. ‘We willen de wereld toch allemáál een beetje beter maken?’ Zij is ‘wel klaar’ met al dat ‘negatieve gedoe’ in het nieuws. ‘Dankzij Tegenlicht vond de energie van bewoners een uitweg. De gemeente hield ons buiten de deur, en toen we zelf aan het organiseren sloegen, wilden ze ineens graag meedoen. Ik ben heel blij dat we in actie zijn gekomen. De vluchtelingen die ik nog weleens spreek, ook al wonen ze nu elders, missen nog steeds de gezelligheid die ze in Lelystad hebben ervaren.’

Cathrine Gyldensted vertrok in juli wegens onenigheid bij Windesheim. Ze doceert nog wel aan de journalistieke vakschool Open Eyes in Amsterdam.

Dit artikel stond in Genoeg nummer 114.