Knap vogeltje: de Cetti’s zanger

Cetti zanger

‘Schuif maar op, karekarekietkietkiet, ik zit hier lekker in het riet-riet-riet, je hoort me wel maar je ziet me niet.’ Er is een nieuwe stiekemerd in de rietkraag. Stel je voor: je loopt rustig langs een rietzoom, je geniet van de eerste wilgenkatjes en speenkruidbloempjes, een merel die zingt, een vroege tjiftjaf. Of misschien, later in het voorjaar, van fluitenkruid en boterbloemen, rietzangertjes, het eerste warme zonnetje. En dan vergaat ineens de wereld, nou ja, de rust, want van vlak onder je voeten gilt er iets ‘TETTERETTETTETTETTET’. Je springt een meter omhoog, zoekt de schuldige. Heeft een grappenmaker er soms een herriemaker met bewegingsdetector neergezet, of zo? Maar je vindt niets. Je loopt een stukje terug – misschien gebeurt het nog eens – maar nee. Gefeliciteerd, je hebt zojuist een van onze nieuwe vogels ontmoet: de Cetti’s zanger.

Nieuwe natuur

Niet met alle vogels in Nederland gaat het slecht, en met de Cetti’s zanger gaat het juist fantastisch. Na de Tweede Wereldoorlog begon het kleine vogeltje met soortgenoten aan een opmars langs de Franse kust. Tegen 1980 hadden ze de Nederlandse grens bereikt, maar een rits koude winters zorgde dat ze even pas op de plaats maakten. Zo rond 2000, toen toevallig ook ‘nieuwe natuur’ en natuurlijker oevers in de mode raakten, bestormden ze Nederland. In de laatste twintig jaar bezetten ze de delta en het rivierengebied en het zal niet lang duren voor elk rommelig rietgebiedje zijn Cetti’s zanger heeft.

Een niche om op te vullen

Is zo’n bezetting erg? De Cetti’s zanger verdringt onze trouwe kleine karekiet toch niet? Nee hoor. Als zo’n vogel op eigen kracht gebied verovert, betekent dat gewoonlijk dat er plek voor is, een niche die nog opgevuld kan worden. De kleine karekiet (er is ook een grote, maar die is superzeldzaam) broedt in in het water staand riet, de Cetti’s zanger prefereert riet langs de oever, met bramen en lage wilgjes. Precies waar vaak een wandelpad loopt, zodat jij je te pletter schrikt als hij losbarst.

‘Je schrikt je te pletter als de Cetti’s zanger losbarst’

Hoewel hij soms ook zacht zingt, hoor je meestal alleen dat oorverdovende getetter, want de Cetti’s zanger is een heel knap vogeltje: als je hem goed beluistert, hoor je dat hij zijn wetenschappelijke naam zingt: Cettiacetticetticetti (níet zijn Latijnse naam. Wetenschappelijke namen zijn een soort potjeslatijn met Griekse en andere woorden ertussen, en ook eigennamen. Zo heet de Cetti’s zanger Cettia cetti en draagt hiermee tweemaal de naam van een Italiaanse priester die op Sardinië wiskunde gaf en de natuurlijke historie optekende.) Da’s nog wat anders dan de karekiet die alleen zijn Nederlandse naam kent (al zingt ‘Acrocephalus scirpaceus’ natuurlijk ook niet lekker weg). De meeste rietvogeltjes zijn trekvogels, maar Cetti’s zangers blijven het hele jaar in hun territorium, dus je bent nooit veilig voor het getetter. In de winter zingen ze wel minder. Net als bij alle hier overwinterende kleine insectenetertjes kan een koude winter veel slachtoffers maken, maar zeker in getijdengebieden waar ook bij vorst steeds nieuw potentieel voedsel aanspoelt (en waar ze het allerliefst wonen) kunnen ze zich goed handhaven.

Spookhuis in het riet

Ik ben blij met een vogeltje dat zo duidelijk aanwezig is (al zie je ze zelden, en ontploffen ze altijd maar één keer in zang) en ook een beetje spanning in een polderwandeling brengt. Want echt, je schrikt je wezenloos en als je dan ook nog ergens het varkensgegil van de waterral hoort, is het een compleet spookhuis in het riet. Natuur saai? Echt niet. ●

Deze column van Elisabeth Noorduin is verschenen in Genoeg editie 136.