Je winkelwagen is momenteel leeg!
Een hele zomer straatspeeldag
Auto’s eruit, speeltoestellen erin. In verschillende straten in Nederland krijgen kinderen deze schoolvakantie alle ruimte om te rennen en te spelen. Het idee voor deze ‘leefstraten’ komt uit Gent. In ons land doen Haarlem, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht mee.
Kinderen spelen te weinig buiten, hoor je met regelmaat. Vooral in de stad, waar gezinnen vaak kleine tuintjes hebben of alleen een balkon, is er weinig ruimte voor voetbal en tikkertje. De straten vol geparkeerde auto’s en met voorbijkomend verkeer zijn te gevaarlijk. Niet alleen kinderen hebben daar trouwens last van. Wandelen met de rollator, of op een bankje voor je huis zitten, is op veel plekken geen pretje meer.
In de Belgische stad Gent bedachten ze vijf jaar geleden een oplossing: de leefstraat. Het is een experiment waarbij de gemeente, de bewoners en een groep deskundigen samen uitzoeken hoe ze meer ruimte kunnen geven aan de mensen en minder aan de auto’s. In drukbevolkte buurten kan dat knap lastig zijn. Wanneer bijvoorbeeld een straat tien parkeerplaatsen anders wil inrichten, dan kan er pas een Leefstraat gebouwd worden zodra tien bewoners gevonden worden die hun auto op een andere plaats willen parkeren. Niet in de straat om de hoek, maar op een (nieuwe) buurtparkeerplaats. De Belgische bedenker van de leefstraat keek het idee af van vakantieparken, waar auto’s op een centrale plek staan en voetgangers alle ruimte krijgen. In Gent zijn al meer dan vijftig straten tijdelijk afgesloten geweest voor auto’s. Meestal voor twee maanden, maar de bedoeling is dat daarna nagedacht wordt over een permanent betere inrichting van de straat.
In Nederland vindt het experiment voor het tweede jaar navolging. Haarlem, Utrecht en Amsterdam hebben leefstraten. Rotterdam ook, maar daar heten ze droomstraten. De gemeenten faciliteren, maar het initiatief moet van de bewoners zelf komen. Die moeten een plan maken en zorgen dat er voldoende draagvlak is in de buurt. De gemeente beoordeelt vervolgens of het haalbaar is een straat tijdelijk autovrij te maken. Politie, brandweer en ambulances mogen niet gehinderd worden, en ook moet het doorgaande verkeer er geen last van hebben.
Een van de Nederlandse leefstraten is de Concordiastraat in Utrecht, een smal straatje met rijtjeshuizen dat deze zomer drie weken is afgesloten voor alle gemotoriseerd verkeer. NRC maakte er eind juli een reportage. Over de klinkers is een kunstgrasmat uitgerold, kinderen spelen op een zelfgemaakte glijbaan van pallets en kratjes, de volwassenen drinken samen koffie. ‘Door de leefstraat leer ik mijn buren beter kennen’, citeert de verslaggever een buurtbewoonster. Ook een man op leeftijd juicht het toe: ‘Dat de kinderen op hun gemak buiten kunnen spelen, zoals ik vroeger ook kon, is toch heerlijk?’
Niet overal zijn burgers trouwens onverdeeld enthousiast. Doorgaans zijn de bewoners van de autovrije straat erg positief, maar in de straten er omheen wordt soms flink gemopperd. De auto’s die uit de leefstraat geweerd worden, moeten namelijk ergens anders heen. Dat betekent meer verkeer en meer parkeerproblemen in de omliggende straten. In Utrecht leidde protest van omwonenden ertoe dat twee straten, die de plannen voor deze zomervakantie al klaar hadden, toch geen leefstraat mochten worden. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat er discussie op gang komt. Of, zoals de Utrechtse GroenLinks wethouder van verkeer en milieu tegen de NRC-reporter zei: ‘Het is volgens mij goed als we onszelf afvragen of we diep in ons hart zoveel ruimte kwijt willen zijn aan verkeer.’