Recept: makkelijke vegan bananen flapjacks

Heb je rijpe bananen over? Gooi ze niet weg, maar maak er deze vegan bananen flapjacks van! Dit is het perfecte, snelle tussendoortje. Dit lekkere recept komt van Miriam, oftewel The Veggie Reporter.

Makkelijke vegan bananen flapjacks

Gooi NOOIT, maar dan ook NOOIT een overrijpe banaan weg! Je kunt daar de meest lekkere dingen mee maken, zoals bananenijs, bananenbrood of maak vegan bananen flapjacks van rijpe bananen als het perfecte tussendoortje.

Waarschijnlijk heb je alle ingrediënten voor dit recept zelfs al in huis. De basis bestaat uit havermout, kokosrasp, kokosolie en bananen. Om ze extra vrolijk te maken, kun je bananenchips op de bovenkant meebakken. Let op: bananenchips zijn vaak gebakken in honing. Kijk dus goed op de verpakking!

Dit heb je nodig

  • Vierkante bakvorm van 20 bij 20 cm
  • Bakpapier
  • Grote en kleine mengkom
  • Vork, eetlepel en theelepel (mag een ‘gewone’ theelepel zijn of een theelepel maatschepje, maakt in dit geval niet zoveel uit!)

Ingrediënten

  • 200 gram havermoutvlokken (koop deze glutenvrij voor de glutenvrije variant)
  • 25 gram kokosrasp
  • 1 theelepel kaneel
  • ¼ theelepel fijn zeezout
  • 60 gram rozijnen
  • 30 gram gehakte walnoten
  • 120 milliliter gesmolten kokosolie
  • 2 grote rijpe bananen
  • 30 milliliter ahornsiroop
  • bananenchips voor op de bovenkant optioneel

Bereiden

  • Verwarm de oven voor op 175°C. Vet de bakvorm in en bekleed hem met bakpapier.
  • Meng de havermoutvlokken, kokosrasp, kaneel, zeezout, rozijnen en gehakte walnoten in een grote mengkom.
  • Prak de bananen in een kleinere mengkom en voeg hier de gesmolten kokosolie en ahornsiroop aan toe. Meng goed en voeg het bananenmengsel dan toe aan de droge ingrediënten. Meng het geheel tot er geen droge havermoutvlokken meer te zien zijn.
  • Stort het beslag in de bakvorm. Druk het goed aan tot het een mooie egale ‘koek’ is en versier de bovenkant eventueel met bananenchips.
  • Bak de flapjack 40 minuten in het midden van de oven, tot de bovenkant mooi goudbruin is gekleurd. Is de flapjack na 40 minuten nog te bleek? Dan laat je hem 5-10 minuten langer in de oven staan.
  • Haal de bakvorm uit de oven en laat hem helemaal afkoelen, voordat je de flapjack in z’n geheel uit de vorm haalt en in stukken kan snijden.
  • Snijd er negen grote flapjacks van of 12 kleine en bewaar ze het liefste luchtdicht. Je kunt ze ook prima per stuk invriezen als je ze goed inpakt met folie. Eet smakelijk!

The Veggie Reporter

Dit recept komt van Miriam Groot, oftewel The Veggie Reporter. Miriam deelt regelmatig lekkere vegan recepten met ons, meld je aan voor de Genoeg nieuwsbrief om niets te missen!

Tips voor een duurzame stedentrip

Afbeelding via Pexels

In dit artikel vertellen Ellen, Yvonne en Suzanne, oftewel de Groene Dromers, over hun favoriete stedentrip, hun leukste duurzame vakantieplek in Nederland en wat echt niet mag ontbreken in je baggage. Ga jij ook voor een duurzame vakantie of stedentrip?

Wie zijn de Groene Dromers?

Wij zijn Ellen, Yvonne en Suzanne. De gezichten achter de Groene Dromers. Alle drie vinden we duurzamer leven belangrijk. Dat dit op zoveel manieren kan, zijn we inmiddels wel achter. Ellen heeft veel interesse in de kledingindustrie, ze organiseert kledingruils, zoekt de leukste tweedehands winkels en heeft denk van ons de kleinste kledingkast, want zij woont in een tiny house.

Yvonne houdt van een schone en opgeruimde omgeving, ze ruimt wekelijks haar omgeving op. Spreekt gemeente en bedrijven aan dat dit beleid aangepast moet worden. Maar ze is ook altijd op zoek naar andere Groene Dromers die hun verhaal willen delen om zo nog meer mensen te inspireren.

Suzanne is dol op eten en heeft veel kennis van een plantaardig voedingspatroon. Ze schrijft recepten, is altijd op zoek naar de leukste vegan hotspots en heeft een boek geschreven hoe je op een gemakkelijke en betaalbare manier plantaardig kunt eten.

Waarom zijn jullie het account van de Groene Dromers gestart?

Wij willen op een laagdrempelige manier laten zien dat duurzaam leven heel leuk is. Je hoeft hierbij niks in te leveren op comfort. Het kan juist geld besparen en het levert je vaak ook meer op. Door bijvoorbeeld vaker de fiets te pakken, bespaar je geld op benzine maar je hoeft ook geen sportschoolabonnement af te sluiten omdat je dagelijks al meer beweegt.

Ook vaker plantaardig eten, we denken vaak dat het duurder is. Maar linzen, bonen, tofu en tempeh zijn goedkoper dan een stuk vlees. Duurzamer leven kan namelijk op zoveel manieren, door hier bewust mee bezig te zijn kun je het stap voor stap doen en blijft het ontzettend leuk om alternatieven te zoeken.

Welke stedentrip raden jullie aan met de trein?

Berlijn! In de zomer van 2021 zijn wij hier met zijn drieeën naar toe geweest. Vanaf Amersfoort ben je er in 6 uur. Wat een fijne stad en wat kan je daar fantastisch vegan eten, er zijn ontzettend leuke tweedehands winkels. Daarnaast heeft de stad een rijke historie. We hebben de stad ontdekt per fiets en wandelend met een gids. Met de Happy cow app ontdekten we hele leuke vegan restaurants.

Tip: Wist je dat er sinds kort ook een directe nachttrein naar Praag gaat vanuit Nederland? Dus die stad is ineens ook een stuk beter met de trein te bereiken!

Wat is jullie leukste duurzame vakantieplek in Nederland?

Pele surf shack. Deze fijne strandtent in Hoek van Holland geeft ons echt een vakantiegevoel. De fijne sfeer, de lieve bediening en het geruis van de zee op de achtergrond. Het is slechts 15 minuten fietsen door de duinen vanaf ons huis. Het is altijd weer lastig kiezen want alles op deze kaart is vegan. Onze favoriet? Toch wel de pancakes.

Wat kan er echt niet ontbreken in je bagage tijdens een trip? 

Een boodschappentas kan niet ontbreken. Het is altijd handig om er een bij te hebben, omdat je nooit weet wat je zal tegenkomen om te kopen tijdens een tripje. Ook is een hervulbare fles voor water of thee iets wat niet mag ontbreken. Het is belangrijk om gehydrateerd te blijven tijdens het verkennen van een stad. Ook verspil je op deze manier geen plastic flesjes tijdens je trip.

Overzicht in de kinderkast

Een behapbare hoeveelheid kledingstukken die makkelijk met elkaar te combineren zijn. Dat scheelt ruzie in de ochtendspits. Mascha Bongenaar van duurzamekeuzes.com deelt tips, gebaseerd op jarenlange ervaring met drie zoons.

Tekst en foto’s: Mascha Bongenaar

Zo’n capsule wardrobe, zoals een kleerkast met precies genoeg spullen ook wel heet, leg je aan in een paar stappen. En als het niet meteen helemaal lukt: oefening baart kunst! Ik ga uit van tussen 25 en 30 items per kind.

Eerst wat algemene tips:

• Kies kleding en kleuren die goed te combineren zijn. Bijvoorbeeld een paar basiskleuren die je laat terugkomen. Mijn jongens dragen graag spijkerbroeken en dat combineert met alles, dat is makkelijk!

• Houd rekening met de voorkeuren van je kind. Draagt je kind liever jurken, of juist lange broeken? Zijn zachte vesten favoriet of dunne jasjes? Kijk wat past bij je situatie en je kind.

• Kies kwalitatief goede kleding. Met minder kleding in de kast draag én was je die kleding wel vaker. Koop je tweedehands, dan kun je met een kleinere portemonnee toch vaak kwalitatief betere (merk)kleding vinden. 

Stappenplan

1. Maak tijd om echt te gaan zitten voor het opschonen van de garderobe van je kind. Betrek je kind erbij als het duidelijke wensen heeft. Dat lukt vaak beter vanaf een jaar of vier. Je kind invloed geven op de kledingkeuze geeft een gevoel van automie en het scheelt strijd bij het aankleden.

2. Haal alles uit de kast, en leg alle kleding bij elkaar op bed of tafel. Vergeet niet de kleding van zolder of de bovenste plank met de volgende maat.

3. Beoordeel elk stuk apart. Deponeer het in een van de vier dozen of manden die je hebt klaargezet: weggeven/verkopen, weggooien, reparatie/upcycling of houden. Doe reparaties vlot: zet een lapje op die elleboog, knip eindelijk die kapotte pijpen van die spijkerbroek. De seizoenen die niet aan de beurt zijn, nu dus herfst en winter, bewaar je op debovenste plank.

4. Sorteer de kleding die blijft. Ik maak van elke categorie kleding een (klein) stapeltje: T-shirts, tops (zonder mouwen), vesten en truien, korte broeken, lange broeken et cetera. Je kunt je kind zelf kledingstukken laten kiezen als de categorie te vol is.

5. Zoek ontbrekende kleding. Noteer wat je zoekt en kijk bij tweedehands winkels, Krijg-de-Kleertjes, Vinted, Marktplaats, de plaatselijke kinderbeurs of de kringloop. Ga je voor nieuw, kies dan kleding die lang mooi blijft.

Tip: zelf ook een Capsule garderobe? Lees dan eens dit artikel voor inspiratie!

Capsule wardrobe voor kinderen

(zomerlijst) *

• 1 zomerjas

• 1 paar schoenen

• 1 paar regenlaarzen

• 1 paar sandalen / slippers

• 1 paar gympen

• 2 pyjama’s

• 1 zwembroek / badpak / bikini

• 1 UV-shirt

• 2 tops of shirts zonder mouwen

• 4 T-shirts

• 2 shirts met lange mouwen

• 3 vesten of truien

• 4 korte broeken / rokken

• 3 lange broeken

Draagt je kind graag jurken, kies per jurk een set top + broek/rok minder!

* Dit is een minimale basislijst. Pas de aantallen en soorten kledingstukken aan naar je eigen wensen en behoeften, en die van je kind. Was je vaak of juist niet? Is je kind snel vies of blijft het vaker schoon? Dat heeft allemaal invloed. Let op: sportkleding, onderkleding, sokken en maillots zijn niet in deze lijst opgenomen.

Dit artikel van Mascha Bongenaar verscheen eerder in Genoeg zomer 2023.

Kopen of laten lopen: een warmtepompdroger

Als je de was niet buiten kunt of wilt drogen, is een warmtepompdroger de beste milieukeuze. Een warmtepompdroger gebruikt veel minder energie dan een conventionele droger en kan daarmee onze droogschaamte wat verminderen. Maar is het ook de beste keus voor je portemonnee?

Door: Heleen van der Sanden

In Genoeg over de voordelen van een wasdroger schrijven, is als vloeken in de kerk. Je was aan de lijn laten drogen is immers gratis én het best voor het milieu. Toch verslaat de wasdroger de vaatwasser als je kijkt hoeveel huishoudens zo’n apparaat in huis hebben: meer dan 60 procent. Dat is wel begrijpelijk: niet alle mensen zijn in de gelukkige omstandigheid dat ze de was buiten kunnen uithangen, of ergens in hun woning. Ook werkt het weer niet altijd mee. Verder zijn velen van ons bijzonder gesteld op het gemak van de wasdroger. Om nog maar te zwijgen over handdoeken die zacht zijn en niet van bordkarton. Niets menselijks is ons vreemd.

De warmtepompdroger

Een warmtepompdroger gebruikt veel minder energie dan een conventionele droger en kan daarmee onze droogschaamte wat verminderen. Maar zo’n droger is in aanschaf een stuk duurder dan zijn energievretende conventionele evenknie. Hoe verhouden zich die hogere aanschafkosten tot de lagere kosten voor het energieverbruik? Dat vraagt rekenwerk. Gelukkig heeft de onafhankelijke voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal een handige tool die alles precies voor je uitrekent.

Plussen en minnen

Zelf maakte ik uit milieuoverwegingen al vijftien jaar geleden de keuze voor een warmtepompdroger. Inmiddels ben ik al aan mijn tweede exemplaar toe. Dat kocht ik in 2017 voor 749 euro. Gemiddeld gebruik ik de droger driemaal per week. Ik voer mijn gegevens in op de site van Milieu Centraal en krijg meteen het kostenplaatje te zien van mijn warmtepompdroger met A++ energielabel, vergeleken met een goedkope condensdroger. Het resultaat, een berekening over de hele levensduur van de vergeleken apparaten, liegt er niet om.

De uitslag luidt: ‘Kiezen voor deze warmtepompdroger met label A++ in plaats van een wasdroger met energielabel B is goed voor het milieu en levert in jouw geval financieel voordeel op. Voor het milieu is het beter om deze warmtepompdroger met energielabel A++ te gebruiken dan een wasdroger met label B. In totaal scheelt dat 962 kg CO2-uitstoot. Dit komt overeen met de CO2-uitstoot van 4295 kilometer autorijden. Voor je portemonnee is het ook beter om deze warmtepompdroger met energielabel A++ te gebruiken, vergeleken met de wasdroger met energielabel B. Je bent daarmee in totaal 330 euro goedkoper uit.’

De was binnen op een rekje laten drogen. Foto: Ron Lach via Pexels.

Geweldige uitslag: als ik nog geen warmtepompdroger had, zou ik er nu eentje kopen! En dan heeft Milieu Centraal in haar berekening voor een periode van twaalf jaar niet eens meegenomen dat een goedkope droger het waarschijnlijk niet eens zo lang zal volhouden. Mijn vorige warmtepompdroger ging precies twaalf jaar mee. (Daarnaast rekent de voorlichtingsclub ook nog ouderwets met benzineauto’s, maar ik rijd natuurlijk elektrisch.) En als ik op dit moment een nieuwe droger nodig had en het hoogste label kocht dat nu verkrijgbaar is, energielabel A+++, hoe zag het plaatje er dan uit?

Het rekenwonder van Milieu Centraal laat me meteen zien wat dat oplevert: ‘Voor het milieu is het beter om deze warmtepompdroger met energielabel A+++ te gebruiken dan een wasdroger met label B. In totaal scheelt dat 1034 kg CO2. Dit komt overeen met de CO2-uitstoot van 4616 kilometer autorijden. Voor je portemonnee is het ook beter om deze warmtepompdroger met energielabel A+++ te kopen dan deze wasdroger met label B. Je bent daarmee in totaal € 230 goedkoper uit.’

Mijn A++-warmtepompdroger presteert dus verhoudingsgewijs heel goed, ook vergeleken met een A+++-droger: het extra plusje is flink wat duurder in aanschaf en biedt in ruil daarvoor wel lagere energiekosten, maar niet zoveel dat je het de hogere aanschafkosten voor het extra plusje eruit haalt. Kijken we dan naar de vermindering van CO2-uitstoot van een warmtepompdroger met A+++-label vergeleken met die met een A++-label, dan zorgt het extra plusje voor een verminderde uitstoot van 1034 minus 962 kilo CO2, oftewel 72 kilo.

CO2-Voetafdruk

Is dat veel of weinig, 72 kilo minder CO2-uitstoot in 12 jaar? Ik zoek op dezelfde Milieu Centraal-site de test waarmee ik mijn CO2-voetafdruk kan berekenen en vul de vragen in. Helaas: ik scoor weinig beter dan het gemiddelde Nederlandse huishouden. Dat stoot jaarlijks gemiddeld direct 8 ton CO2-uit door energiegebruik in huis en vervoer. Daarbovenop komt nog eens 12,5 ton aan indirecte CO2-uitstoot voor onder meer voeding, spullen en kleding. Ik zie in de uitslag ook waaraan dat bij ons vooral ligt: ons jaren-dertighuis slurpt zo veel energie dat het het effect van onze goede aanpassingen op andere terreinen – onder meer elektrisch rijden – te niet doet. Tijd voor actie…

Kopen of laten lopen?

Maar terug naar de warmtepompdroger. Een exemplaar met een extra plusje zou op jaarbasis 6 kilo minder CO2-uitstoot opleveren. Als ik de extra aanschafkosten investeer in betere isolatie van mijn woning, gaat dat mijn CO2-voetafdruk waarschijnlijk meer verkleinen. Kortom: ik ben tevreden met mijn A++-warmtepompdroger.

Dit artikel van Heleen van der Sanden verscheen eerder in Genoeg Magazine 124. 

Hoofdafbeelding: Karolina Grabowska via pexels.

Bijenkoningin Sonne Copijn: Leren van de bijen

Sonne Copijn is imker en oprichter van Bee-Foundation. Met cursussen en workshops vraagt ze aandacht voor de noodtoestand van de wilde bijen. Tegelijkertijd werkt ze aan het verbeteren van hun leefomstandigheden door de aanleg van ‘bijenoases’. ‘De bijen zijn mijn toverbron.’

Door: Merel Deelder

Een romantische, monumentale villa met geel en roomwit geverfde ornamenten, omringd door honderd jaar oude beuken en kruidenrijk gras tot kniehoogte. Hier, in Landhuis Welgelegen in het Utrechtse dorp Groenekan, groeide Sonne Copijn op en werd ze door haar vader, boomchirurg en hobby-imker, ingewijd in het imkervak. ‘Op mijn tiende verjaardag kreeg ik als cadeau een bijenvolk.’ Haar ouders runnen hier samen een ontwerp- en adviesbureau in tuin- en landschapsarchitectuur, en dat is te zien: de tuin, een kleine hectare, heeft statige hagen en gezellige kronkelpaadjes. Middenin plantte Sonne een aantal jaar geleden een wilde bijentuin aan, vol struiken en kleurige bloemen. Ze plaatst twee oude rieten stoelen op het terrasje voor deze oase en vertelt hoe zij ‘de bijenkoningin’ werd.

In de wieg

‘Het begon eigenlijk als een grapje onder vrienden en dat breidde zich uit onder steeds meer mensen. Als ik ergens kwam om een les of workshop te geven, riep er altijd wel iemand: “Kijk, daar heb je de bijenkoningin”. Ik voelde me daar eerst ongemakkelijk bij. Tot ik op een gegeven moment voelde: de bijenkoningin, dat ben ik! Ik ben het gaan leven!’ Lachend: ‘Voor mijn geboorte vlocht mijn vader een wieg van stro, precies zoals hij zijn bijenkorven vlocht. Eigenlijk ben ik dus al in de wieg gelegd als bijenkoningin.’

Na haar studie Biologische Landbouw en Agrarische Economie werkte Sonne tien jaar als adviseur in de duurzame landbouw. Ondertussen bracht ze op het terrein van Welgelegen haar drie kinderen groot. Niet in het Landhuis – daar wonen haar ouders nog altijd – maar daarachter in het voormalige koetshuis, waar ze ook nu nog woont met haar jongste dochter. Nadat ze scheidde van haar man en wat later in 2012 haar contract niet werd verlengd, wist ze het even niet meer. ‘Mijn wereld stortte in.’ Haar vader hield nog altijd honingbijen achterin de tuin. Ze plaatste er een paar volken bij en startte nog datzelfde jaar met het geven van imkercursussen. ‘Het was een lastige periode, ik had de zorg voor mijn drie kinderen en ik probeerde tegelijkertijd een nieuwe carrière en een nieuw leven op te bouwen. Toch voelde ik toen al dat ik met de bijen de juiste weg was ingeslagen.’

Imker aan het werk. Foto: Anete Lusina via pexels.

Bitterzoet

Een van Sonnes eerste cursisten vroeg haar: ‘Hoeveel honing mag je oogsten als je wilt dat het bijenvolk voldoende honing voor zichzelf overhoudt?’ Die vraag raakte Sonne, want bracht haar terug naar haar kindertijd.

‘De honing is in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van’

‘We vierden hier ieder jaar in de zomer de honingoogstfeesten. Dat waren de grootste feesten van het jaar: alle neefjes, nichtjes, ooms, tantes, opa’s, oma’s en vrienden kwamen meedoen. Alle honing werd uit de raten geslingerd en stroomde in de glazen potten die we het hele jaar speciaal voor dit moment hadden opgespaard. Als kind mocht je dan ongegeneerd veel honing eten. Ik herinner me dat ik mijn vinger in die gouden stroom hield en die vervolgens aflikte. En dan moet je je voorstellen: wij kregen nooit snoep, dus die honing was voor ons intens zoet.’

Toch ging de vreugde voor Sonne steeds gepaard met een bittere nasmaak. ‘In de weken na de oogst maakten we suikerwater: dat gaven we de bijen ter vervanging van de weggenomen honing, als brandstof om de winter te overleven. Het is iets wat vrijwel alle imkers doen. We goten er kamille- en duizendbladthee bij, want dat zou goed zijn voor de spijsvertering. Maar ’s avonds lag ik vaak te huilen in bed omdat ik me niet voor kon stellen dat dit goed was. Als ik ziek was, kreeg ik immers een lepeltje honing, nooit een lepeltje suiker.’

Door de ogen van een bij

De vraag van de cursist confronteerde Sonne met deze herinnering en haar eigen geweten en zou uiteindelijke leidend worden voor haar verdere carrière. ‘Als ze honing zien, krijgen veel imkers dollartekens in hun ogen. Ze vinden dat ze die honing mogen wegnemen en zien er geen probleem in dat de bijen daardoor moeten leven op suiker. Maar als je op die manier imkert, ben je eigenlijk losgetrokken van je natuurlijke omgeving: de plek waar de bijen hun nectar uit verzamelen. Je gebruikt dit in feite als een wingewest voor honing, in plaats van als een plek waarin je investeert. Ik besloot daarom: ik ga het anders doen! Sindsdien is de honing in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van.’

‘Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen nog lastiger maken’

‘Het bijenvolk is als een toverbron; hoe meer je eruit drinkt, hoe rijker die gaat stromen’, zo citeert Sonne de Oostenrijkse honingbijexpert Karl von Frisch. ‘Geïnspireerd door dit citaat besloot ik in plaats van me te focussen op de honing, me te verdiepen in de bijen zelf. Ik ben gaan kijken naar het landschap door de ogen van een bij. En vroeg me af: wat hebben de bijen nodig om goed te leven? Zijn er genoeg bloemen om nectar en stuifmeel te verzamelen?’

De paardenbloem is echt een topper, zegt ze. ‘Het is de nummer één onder de planten qua voedsel voor bijen en andere insecten. Maar waar vind je tegenwoordig nog een paardenbloem? In mijn jeugd zagen de weides geel van de paardenbloemen. Maar mijn kinderen groeien niet meer op met paardenbloemen. Het is in Nederland een van de meest bestreden planten. Hij wordt doodgespoten en uitgegraven uit gazons, want mensen willen dat alles strak en glad is.’

Hetzelfde geldt, zo weet ze, voor klavers en distels. ‘Er zijn in Nederland vrijwel géén kruidenrijke weides meer. Wat wij zien als weides, is niets meer dan industriële grasproductie voor ons vee. Ik noem het ook wel grasfalt: voor de bijen en andere insecten valt er níets te halen.’

Heel veel verschillende soorten

De start van Sonnes eerste imkercursussen viel echter samen met een nieuwe tijdsgeest: door het zich steeds meer opstapelende onderzoek over de benarde toestand van bestuivende insecten wilden steeds meer mensen iets doen om de bijen te helpen. ‘Mijn imkercursussen raakten overvol.’ Maar in plaats van deze mensen aan te moedigen om eigen volken honingbijen te houden, brengt Sonne ze vooral het belang van een gezonde, natuurlijke leefomgeving bij.

‘Wat niet veel mensen weten is dat er naast de honingbij nog heel veel andere bijen bestaan: in Nederland wel 360 verschillende soorten. Dit zijn allemaal wilde bijen, waarvan verreweg het grootste deel alleen leeft, bijvoorbeeld in een gaatje onder de grond of in een holle rietstengel. Deze wilde bijensoorten, maar ook andere bestuivende insecten, zoals vlinders en zweefvliegen, hebben het veel zwaarder te verduren dan honingbijen.’

Wilde bijen, verklaart Sonne, ‘moeten binnen vliegafstand van hun nest – voor sommige soorten is dat maximaal 150 meter – voldoende voedsel kunnen vinden. Maar door ons veranderende landschap worden de plekken waar wilde bijen kunnen leven steeds schaarser. En het wrange is, door de schaarste aan wilde planten concurreren ze met honingbijen om het laatste voedsel.

Honingbijen kunnen veel verder vliegen. Zij hebben een foerageergebied met een straal van wel drie kilometer. Bovendien krijgen zij hulp van hun imker: deze verkast zijn volken geregeld naar bloemrijke plekken, zoals een bloeiende lindelaan of koolzaadveld. Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen hierdoor dus nóg lastiger maken.’

Help de bestuivers

‘Sinds een paar jaar beseffen steeds meer mensen in Nederland dat bestuivende insecten meer bloemen nodig hebben’, vervolgt Sonne. ‘Massaal zijn er zaaiacties uitgevoerd: allemaal met van dat eenjarige, fleurige, snelle spul. Het resultaat is fantastisch. Het probleem hiermee is alleen: de wilde bijen zitten niet op dat snelle spul. Die zitten op de langzame kruiden, de meerjarige planten, de paardenbloemen, distels en klavers. Wil je de bijen helpen, dan moet je je maaier dus in je schuur laten staan.’

‘Dankzij de bijen voel ik mijn verbondenheid met de natuur’

Én, vervolgt Sonne: ‘we moeten meer ruimte bieden aan struiken, bomen en klimplanten. Kijk hier’ – ze wijst op de eik achter zich – ‘die is helemaal overgroeid door klimop. Veel mensen bekruipt dan de angst: die klimop maakt mijn boom dood. Maar de klimop gebruikt hem enkel als klimboom. Laat die klimop dus groeien! Aan het einde van de zomer vormt die het eindbal, het grootste feest voor de bestuivers. Vlinders, zweefvliegen, hommels: allemaal komen ze dan hier om te snoepen.’

Leermeesters

Het is dit soort kennis waarmee Sonne gemeenten adviseert om hun groenbeheer bij-vriendelijk te maken. ‘Ik had twee jaar geleden als doel gesteld om binnen tien jaar tienduizend hectare aan bijenoases aan te leggen. Ik heb de tijd niet genomen om het na te rekenen, maar ik geloof dat we die ambitie al ruimschoots hebben gehaald.’

Voor Sonne is dat echter geen reden om eens rustig achterover te leunen. ‘De bijen zijn zo’n grote inspiratiebron voor mij. Dankzij hen voel ik mijn verbondenheid met de natuur, voel ik mijn kracht. In die zin had de honingbijexpert Frisch gelijk. Ik lig midden in de toverbron van de bijen en ik kan niet stoppen met drinken en hun kennis doorgeven.’

Meer weten over Sonnes werk? Zie: Bee-foundation.nl en Bijenkoningin.nu.

Dit interview stond eerder in de uitgave nr 129 van Genoeg. Magazine Genoeg kun je hier bestellen. Hoofdafbeelding: Kostas Dimopoulos via pexels.