De lente is weer begonnen! Van 15 t/m 24 april vindt de Nationale Bijentelling plaats. Deze tien dagen staan in het teken van het tellen van bijen, een groot aantal van de bijensoorten wordt namelijk bedreigd. Het is iets wat Wouter Hasekamp ook zag. Hij begon daarom als imker het bedrijf Bijenbaas, waar ze bijen op een natuurlijke manier houden en zo meer bijdragen aan biodiversiteit.
Al die jaren had hij een oud boekje op de plank liggen met hoe je imker kunt worden. Het was een idee van Wouter toen hij achttien jaar was. Toch bleef het boekje in de kast liggen. Tot een aantal jaar geleden zijn dochter vertelde dat het slecht met de bijen ging. Ze stelde de vraag: ‘Wat gaan we hieraan doen?’ Dit zette Wouter aan het denken, waardoor de volgende dag al een plan ontstond om bijen te gaan houden. ‘We hebben ons verdiept in het onderwerp. We zijn begonnen met twee bijenkasten en dat is uitgegroeid tot duizenden bijenkasten. Het grootste probleem voor het hoge aantal bedreigde bijensoorten zijn de bestrijdingsmiddelen die voor de gewassen worden gebruikt en de natuurlijke vijanden als de parasieten’, vertelt Wouter.
Wouter begon zo met een samengesteld team het bedrijf Bijenbaas waar ze ook hun eigen honing verkopen. Het doel? Bijen zo veel mogelijk in eigen waarde laten en verder bijdragen om de biodiversiteit te verbeteren. ‘Als we de honing verkopen, kunnen we van de opbrengst stukjes grond kopen, waar we weer bijenkasten kunnen neerzetten en daarmee de biodiversiteit kunnen stimuleren.’
Natuurlijke werkwijze
Wouter vertelt dat Bijenbaas een natuurlijke werkwijze aanhoudt, hoe ziet dit er in praktijk uit? ‘Wij kiezen niet voor bestrijdingsmiddelen, daarnaast proberen we zo min mogelijk gebruik te maken van plastic. We grijpen weinig in bij de bijenvolken. Ik denk namelijk dat we onze eigen invloed niet moeten overschatten, ze hebben duizenden jaren zonder ons geleefd. Het enige wat we doen is dat we ervoor zorgen dat we de bijen houden op plekken waar voldoende eten is en geen gebruik wordt gemaakt van bestrijdingsmiddelen.’
Eigen honing
De honing van Bijenbaas is helemaal natuurlijk en verschilt daarmee met de honing van de supermarkt. Wouter: ‘Honing van de supermarkt is gepasteuriseerd en verhit tot 70 graden. Het bevat vaak veel suiker en eiwitten. Bij een aflevering van Keuringdienst van Waarde is ook besproken dat honing van de supermarkt soms aangelengd wordt met siroop. Bij ons wordt de honing alleen gezeefd en gaat het in een potje, er wordt voor de rest niks mee gedaan.’
Nationale bijentelling
15 t/m 24 aprilstaat in teken van de Nationale bijentelling. Mensen worden opgeroepen om in de tuin, balkon of andere groene plek een half uur bijen te tellen en het totaal aantal bijen door te geven. De Nationale Bijentelling is in het leven geroepen omdat 50 procent van de bijensoorten wordt bedreigd. Bijen zijn onder meer belangrijk voor de bestuiving van 80 procent van de planten die wij eten.
Zelf je tuin bijvriendelijk maken?
Bijen vormen dus een belangrijk onderdeel van de biodiversiteit en zijn daarmee onmisbaar. Er zijn daarom veel dingen die je kunt doen om je tuin bijvriendelijker te maken. Hierbij deelt Wouter een paar tips:
Haal een paar tegels uit de tuin en plant veel kleurige inheemse en biologische bloemen. Via de website van Bijenclub kun je zien welke bloemen en planten in welke maanden het beste bloeien!
Heb je veel plek in de tuin? Plaats bomen en/of struiken.
Veel mensen hebben hekken om de tuin staan. Maar heggen zijn beter voor de natuur en heel makkelijk aan te leggen. Behalve voor bijen zijn deze heggen ook interessant voor andere insecten of vogels. Als veel mensen voor heggen in plaats van hekken zouden kiezen, zou het probleem van de biodiversiteit een stuk kleiner worden.
In de toekomst blijft Wouter doorgaan met Bijenbaas om zo zijn eigen steentje bij te dragen met het herstellen van de natuur. Hij vertelt: ‘Ons doel is om te blijven bijdragen aan de biodiversiteit en daarbij een beetje uit te breiden. We zien dat er steeds meer interesse voor biologische honing is en we verkopen meer op regionaal niveau.’
Winactie
In samenwerking met Bijenbaas mogen wij twee honingpakketen weggeven! Het pakket bestaat onder andere uit verschillende soorten honing en een paar andere leuke verrassingen. Kijk op onze site hoe je kunt meedoen aan deze winactie:
Sonne Copijn is imker en oprichter van Bee-Foundation. Met cursussen en workshops vraagt ze aandacht voor de noodtoestand van de wilde bijen. Tegelijkertijd werkt ze aan het verbeteren van hun leefomstandigheden door de aanleg van ‘bijenoases’. ‘De bijen zijn mijn toverbron.’
Door: Merel Deelder
Een romantische, monumentale villa met geel en roomwit geverfde ornamenten, omringd door honderd jaar oude beuken en kruidenrijk gras tot kniehoogte. Hier, in Landhuis Welgelegen in het Utrechtse dorp Groenekan, groeide Sonne Copijn op en werd ze door haar vader, boomchirurg en hobby-imker, ingewijd in het imkervak. ‘Op mijn tiende verjaardag kreeg ik als cadeau een bijenvolk.’ Haar ouders runnen hier samen een ontwerp- en adviesbureau in tuin- en landschapsarchitectuur, en dat is te zien: de tuin, een kleine hectare, heeft statige hagen en gezellige kronkelpaadjes. Middenin plantte Sonne een aantal jaar geleden een wilde bijentuin aan, vol struiken en kleurige bloemen. Ze plaatst twee oude rieten stoelen op het terrasje voor deze oase en vertelt hoe zij ‘de bijenkoningin’ werd.
In de wieg
‘Het begon eigenlijk als een grapje onder vrienden en dat breidde zich uit onder steeds meer mensen. Als ik ergens kwam om een les of workshop te geven, riep er altijd wel iemand: “Kijk, daar heb je de bijenkoningin”. Ik voelde me daar eerst ongemakkelijk bij. Tot ik op een gegeven moment voelde: de bijenkoningin, dat ben ik! Ik ben het gaan leven!’ Lachend: ‘Voor mijn geboorte vlocht mijn vader een wieg van stro, precies zoals hij zijn bijenkorven vlocht. Eigenlijk ben ik dus al in de wieg gelegd als bijenkoningin.’
Na haar studie Biologische Landbouw en Agrarische Economie werkte Sonne tien jaar als adviseur in de duurzame landbouw. Ondertussen bracht ze op het terrein van Welgelegen haar drie kinderen groot. Niet in het Landhuis – daar wonen haar ouders nog altijd – maar daarachter in het voormalige koetshuis, waar ze ook nu nog woont met haar jongste dochter. Nadat ze scheidde van haar man en wat later in 2012 haar contract niet werd verlengd, wist ze het even niet meer. ‘Mijn wereld stortte in.’ Haar vader hield nog altijd honingbijen achterin de tuin. Ze plaatste er een paar volken bij en startte nog datzelfde jaar met het geven van imkercursussen. ‘Het was een lastige periode, ik had de zorg voor mijn drie kinderen en ik probeerde tegelijkertijd een nieuwe carrière en een nieuw leven op te bouwen. Toch voelde ik toen al dat ik met de bijen de juiste weg was ingeslagen.’
Bitterzoet
Een van Sonnes eerste cursisten vroeg haar: ‘Hoeveel honing mag je oogsten als je wilt dat het bijenvolk voldoende honing voor zichzelf overhoudt?’ Die vraag raakte Sonne, want bracht haar terug naar haar kindertijd.
‘De honing is in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van’
‘We vierden hier ieder jaar in de zomer de honingoogstfeesten. Dat waren de grootste feesten van het jaar: alle neefjes, nichtjes, ooms, tantes, opa’s, oma’s en vrienden kwamen meedoen. Alle honing werd uit de raten geslingerd en stroomde in de glazen potten die we het hele jaar speciaal voor dit moment hadden opgespaard. Als kind mocht je dan ongegeneerd veel honing eten. Ik herinner me dat ik mijn vinger in die gouden stroom hield en die vervolgens aflikte. En dan moet je je voorstellen: wij kregen nooit snoep, dus die honing was voor ons intens zoet.’
Toch ging de vreugde voor Sonne steeds gepaard met een bittere nasmaak. ‘In de weken na de oogst maakten we suikerwater: dat gaven we de bijen ter vervanging van de weggenomen honing, als brandstof om de winter te overleven. Het is iets wat vrijwel alle imkers doen. We goten er kamille- en duizendbladthee bij, want dat zou goed zijn voor de spijsvertering. Maar ’s avonds lag ik vaak te huilen in bed omdat ik me niet voor kon stellen dat dit goed was. Als ik ziek was, kreeg ik immers een lepeltje honing, nooit een lepeltje suiker.’
Door de ogen van een bij
De vraag van de cursist confronteerde Sonne met deze herinnering en haar eigen geweten en zou uiteindelijke leidend worden voor haar verdere carrière. ‘Als ze honing zien, krijgen veel imkers dollartekens in hun ogen. Ze vinden dat ze die honing mogen wegnemen en zien er geen probleem in dat de bijen daardoor moeten leven op suiker. Maar als je op die manier imkert, ben je eigenlijk losgetrokken van je natuurlijke omgeving: de plek waar de bijen hun nectar uit verzamelen. Je gebruikt dit in feite als een wingewest voor honing, in plaats van als een plek waarin je investeert. Ik besloot daarom: ik ga het anders doen! Sindsdien is de honing in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van.’
‘Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen nog lastiger maken’
‘Het bijenvolk is als een toverbron; hoe meer je eruit drinkt, hoe rijker die gaat stromen’, zo citeert Sonne de Oostenrijkse honingbijexpert Karl von Frisch. ‘Geïnspireerd door dit citaat besloot ik in plaats van me te focussen op de honing, me te verdiepen in de bijen zelf. Ik ben gaan kijken naar het landschap door de ogen van een bij. En vroeg me af: wat hebben de bijen nodig om goed te leven? Zijn er genoeg bloemen om nectar en stuifmeel te verzamelen?’
De paardenbloem is echt een topper, zegt ze. ‘Het is de nummer één onder de planten qua voedsel voor bijen en andere insecten. Maar waar vind je tegenwoordig nog een paardenbloem? In mijn jeugd zagen de weides geel van de paardenbloemen. Maar mijn kinderen groeien niet meer op met paardenbloemen. Het is in Nederland een van de meest bestreden planten. Hij wordt doodgespoten en uitgegraven uit gazons, want mensen willen dat alles strak en glad is.’
Hetzelfde geldt, zo weet ze, voor klavers en distels. ‘Er zijn in Nederland vrijwel géén kruidenrijke weides meer. Wat wij zien als weides, is niets meer dan industriële grasproductie voor ons vee. Ik noem het ook wel grasfalt: voor de bijen en andere insecten valt er níets te halen.’
Heel veel verschillende soorten
De start van Sonnes eerste imkercursussen viel echter samen met een nieuwe tijdsgeest: door het zich steeds meer opstapelende onderzoek over de benarde toestand van bestuivende insecten wilden steeds meer mensen iets doen om de bijen te helpen. ‘Mijn imkercursussen raakten overvol.’ Maar in plaats van deze mensen aan te moedigen om eigen volken honingbijen te houden, brengt Sonne ze vooral het belang van een gezonde, natuurlijke leefomgeving bij.
‘Wat niet veel mensen weten is dat er naast de honingbij nog heel veel andere bijen bestaan: in Nederland wel 360 verschillende soorten. Dit zijn allemaal wilde bijen, waarvan verreweg het grootste deel alleen leeft, bijvoorbeeld in een gaatje onder de grond of in een holle rietstengel. Deze wilde bijensoorten, maar ook andere bestuivende insecten, zoals vlinders en zweefvliegen, hebben het veel zwaarder te verduren dan honingbijen.’
Wilde bijen, verklaart Sonne, ‘moeten binnen vliegafstand van hun nest – voor sommige soorten is dat maximaal 150 meter – voldoende voedsel kunnen vinden. Maar door ons veranderende landschap worden de plekken waar wilde bijen kunnen leven steeds schaarser. En het wrange is, door de schaarste aan wilde planten concurreren ze met honingbijen om het laatste voedsel.
Honingbijen kunnen veel verder vliegen. Zij hebben een foerageergebied met een straal van wel drie kilometer. Bovendien krijgen zij hulp van hun imker: deze verkast zijn volken geregeld naar bloemrijke plekken, zoals een bloeiende lindelaan of koolzaadveld. Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen hierdoor dus nóg lastiger maken.’
Help de bestuivers
‘Sinds een paar jaar beseffen steeds meer mensen in Nederland dat bestuivende insecten meer bloemen nodig hebben’, vervolgt Sonne. ‘Massaal zijn er zaaiacties uitgevoerd: allemaal met van dat eenjarige, fleurige, snelle spul. Het resultaat is fantastisch. Het probleem hiermee is alleen: de wilde bijen zitten niet op dat snelle spul. Die zitten op de langzame kruiden, de meerjarige planten, de paardenbloemen, distels en klavers. Wil je de bijen helpen, dan moet je je maaier dus in je schuur laten staan.’
‘Dankzij de bijen voel ik mijn verbondenheid met de natuur’
Én, vervolgt Sonne: ‘we moeten meer ruimte bieden aan struiken, bomen en klimplanten. Kijk hier’ – ze wijst op de eik achter zich – ‘die is helemaal overgroeid door klimop. Veel mensen bekruipt dan de angst: die klimop maakt mijn boom dood. Maar de klimop gebruikt hem enkel als klimboom. Laat die klimop dus groeien! Aan het einde van de zomer vormt die het eindbal, het grootste feest voor de bestuivers. Vlinders, zweefvliegen, hommels: allemaal komen ze dan hier om te snoepen.’
Leermeesters
Het is dit soort kennis waarmee Sonne gemeenten adviseert om hun groenbeheer bij-vriendelijk te maken. ‘Ik had twee jaar geleden als doel gesteld om binnen tien jaar tienduizend hectare aan bijenoases aan te leggen. Ik heb de tijd niet genomen om het na te rekenen, maar ik geloof dat we die ambitie al ruimschoots hebben gehaald.’
Voor Sonne is dat echter geen reden om eens rustig achterover te leunen. ‘De bijen zijn zo’n grote inspiratiebron voor mij. Dankzij hen voel ik mijn verbondenheid met de natuur, voel ik mijn kracht. In die zin had de honingbijexpert Frisch gelijk. Ik lig midden in de toverbron van de bijen en ik kan niet stoppen met drinken en hun kennis doorgeven.’
De natuur is in het voorjaar op zijn mooist. De bloemen bloeien en de bijen zoemen. Maak van je tuin een paradijs voor nuttige insecten door zelf een insectenhotel te maken!
Nuttige dieren
Insecten spelen een belangrijke rol in de ecologische kringloop. Ze ruimen afval op, ze bestuiven planten en dienen als voedsel voor vogels. Maar het gaat niet goed met ze, zo bleek uit wetenschappelijk onderzoek in opdracht van Natuurmonumenten. Een belangrijke oorzaak is de intensivering van de landbouw. Ook versnippering van natuurlijke leefgebieden draagt mogelijk bij aan de afname. In je eigen achtertuin kun je deze grotere problemen niet volledig oplossen, maar je kunt wel een kleine bijdrage leveren. Bijvoorbeeld door een insectenhotel te maken: een plek waar bijen, vlinders en andere beestjes kunnen nestelen.
Zelf maken
In tuincentra, bouwmarkten en dierenwinkels kun je kant-en-klare insectenhotels kopen. Maar zelf maken kan natuurlijk ook! Op internet vind je heel veel leuke voorbeelden. Er zijn heel eenvoudige hotels die je maakt van een leeg conservenblik waar je strootjes in legt. En vijfsterrenhotels die ruimte bieden aan heel veel verschillende insecten. Onze tips:
Een design insectenkast met een stap-voor-stap werkbeschrijving op de website van Praxis.
Een makkelijk te maken upcycle insectenhotel van oude blikjes met deze instructie.
Houd je van wild en natuurlijk? Kijk dan eens op dit Engelstalige blog van Insteading.
Hoe biedt jouw insectenhotel een zo goed mogelijk onderdak aan bijen en vlinders? Wat voor materiaal gebruik je? Hoe groot moeten de gaatjes zijn? De Vlinderstichting heeft een lijst gemaakt van dingen waar je op moet letten. Zo moet de diameter van de boorgangen en stengels variëren tussen de twee en negen millimeter. Ook moeten de gaten of stengels aan één kant dicht zijn. Een waterdicht dakje is aan te raden. Veel kant-en-klare insectenhotels voldoen niet aan deze eisen. De Vlinderstichting geeft ook advies over de beste locatie. Je insectenhotel plaats je op een zonnige plek in een omgeving met veel inheemse bloemen.
Planten en rommelhoekjes
Ook zonder insectenhotel kun je je tuin aantrekkelijk maken voor insecten. Wees niet te netjes, maar zorg voor rommelhoekjes die je zo veel mogelijk met rust laat. Boomstammetjes, een bergje stro of een hoopje dennenappels: insecten zullen er schuilen en nestelen. Bekijk ook eens deze lijst van planten en bloemen waarmee je bijen, vlinder en andere insecten aantrekt.
In de Haarlemmermeer kun je een fietstocht maken langs imkers en bijen. Het Kunstfort Bijenmuseum Vijfhuizen heeft een app gemaakt die je de weg wijst.Continue reading “Fietstocht langs de bijen”