Bijenkoningin Sonne Copijn: Leren van de bijen

Sonne Copijn is imker en oprichter van Bee-Foundation. Met cursussen en workshops vraagt ze aandacht voor de noodtoestand van de wilde bijen. Tegelijkertijd werkt ze aan het verbeteren van hun leefomstandigheden door de aanleg van ‘bijenoases’. ‘De bijen zijn mijn toverbron.’

Door: Merel Deelder

Een romantische, monumentale villa met geel en roomwit geverfde ornamenten, omringd door honderd jaar oude beuken en kruidenrijk gras tot kniehoogte. Hier, in Landhuis Welgelegen in het Utrechtse dorp Groenekan, groeide Sonne Copijn op en werd ze door haar vader, boomchirurg en hobby-imker, ingewijd in het imkervak. ‘Op mijn tiende verjaardag kreeg ik als cadeau een bijenvolk.’ Haar ouders runnen hier samen een ontwerp- en adviesbureau in tuin- en landschapsarchitectuur, en dat is te zien: de tuin, een kleine hectare, heeft statige hagen en gezellige kronkelpaadjes. Middenin plantte Sonne een aantal jaar geleden een wilde bijentuin aan, vol struiken en kleurige bloemen. Ze plaatst twee oude rieten stoelen op het terrasje voor deze oase en vertelt hoe zij ‘de bijenkoningin’ werd.

In de wieg

‘Het begon eigenlijk als een grapje onder vrienden en dat breidde zich uit onder steeds meer mensen. Als ik ergens kwam om een les of workshop te geven, riep er altijd wel iemand: “Kijk, daar heb je de bijenkoningin”. Ik voelde me daar eerst ongemakkelijk bij. Tot ik op een gegeven moment voelde: de bijenkoningin, dat ben ik! Ik ben het gaan leven!’ Lachend: ‘Voor mijn geboorte vlocht mijn vader een wieg van stro, precies zoals hij zijn bijenkorven vlocht. Eigenlijk ben ik dus al in de wieg gelegd als bijenkoningin.’

Na haar studie Biologische Landbouw en Agrarische Economie werkte Sonne tien jaar als adviseur in de duurzame landbouw. Ondertussen bracht ze op het terrein van Welgelegen haar drie kinderen groot. Niet in het Landhuis – daar wonen haar ouders nog altijd – maar daarachter in het voormalige koetshuis, waar ze ook nu nog woont met haar jongste dochter. Nadat ze scheidde van haar man en wat later in 2012 haar contract niet werd verlengd, wist ze het even niet meer. ‘Mijn wereld stortte in.’ Haar vader hield nog altijd honingbijen achterin de tuin. Ze plaatste er een paar volken bij en startte nog datzelfde jaar met het geven van imkercursussen. ‘Het was een lastige periode, ik had de zorg voor mijn drie kinderen en ik probeerde tegelijkertijd een nieuwe carrière en een nieuw leven op te bouwen. Toch voelde ik toen al dat ik met de bijen de juiste weg was ingeslagen.’

Imker aan het werk. Foto: Anete Lusina via pexels.

Bitterzoet

Een van Sonnes eerste cursisten vroeg haar: ‘Hoeveel honing mag je oogsten als je wilt dat het bijenvolk voldoende honing voor zichzelf overhoudt?’ Die vraag raakte Sonne, want bracht haar terug naar haar kindertijd.

‘De honing is in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van’

‘We vierden hier ieder jaar in de zomer de honingoogstfeesten. Dat waren de grootste feesten van het jaar: alle neefjes, nichtjes, ooms, tantes, opa’s, oma’s en vrienden kwamen meedoen. Alle honing werd uit de raten geslingerd en stroomde in de glazen potten die we het hele jaar speciaal voor dit moment hadden opgespaard. Als kind mocht je dan ongegeneerd veel honing eten. Ik herinner me dat ik mijn vinger in die gouden stroom hield en die vervolgens aflikte. En dan moet je je voorstellen: wij kregen nooit snoep, dus die honing was voor ons intens zoet.’

Toch ging de vreugde voor Sonne steeds gepaard met een bittere nasmaak. ‘In de weken na de oogst maakten we suikerwater: dat gaven we de bijen ter vervanging van de weggenomen honing, als brandstof om de winter te overleven. Het is iets wat vrijwel alle imkers doen. We goten er kamille- en duizendbladthee bij, want dat zou goed zijn voor de spijsvertering. Maar ’s avonds lag ik vaak te huilen in bed omdat ik me niet voor kon stellen dat dit goed was. Als ik ziek was, kreeg ik immers een lepeltje honing, nooit een lepeltje suiker.’

Door de ogen van een bij

De vraag van de cursist confronteerde Sonne met deze herinnering en haar eigen geweten en zou uiteindelijke leidend worden voor haar verdere carrière. ‘Als ze honing zien, krijgen veel imkers dollartekens in hun ogen. Ze vinden dat ze die honing mogen wegnemen en zien er geen probleem in dat de bijen daardoor moeten leven op suiker. Maar als je op die manier imkert, ben je eigenlijk losgetrokken van je natuurlijke omgeving: de plek waar de bijen hun nectar uit verzamelen. Je gebruikt dit in feite als een wingewest voor honing, in plaats van als een plek waarin je investeert. Ik besloot daarom: ik ga het anders doen! Sindsdien is de honing in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van.’

‘Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen nog lastiger maken’

‘Het bijenvolk is als een toverbron; hoe meer je eruit drinkt, hoe rijker die gaat stromen’, zo citeert Sonne de Oostenrijkse honingbijexpert Karl von Frisch. ‘Geïnspireerd door dit citaat besloot ik in plaats van me te focussen op de honing, me te verdiepen in de bijen zelf. Ik ben gaan kijken naar het landschap door de ogen van een bij. En vroeg me af: wat hebben de bijen nodig om goed te leven? Zijn er genoeg bloemen om nectar en stuifmeel te verzamelen?’

De paardenbloem is echt een topper, zegt ze. ‘Het is de nummer één onder de planten qua voedsel voor bijen en andere insecten. Maar waar vind je tegenwoordig nog een paardenbloem? In mijn jeugd zagen de weides geel van de paardenbloemen. Maar mijn kinderen groeien niet meer op met paardenbloemen. Het is in Nederland een van de meest bestreden planten. Hij wordt doodgespoten en uitgegraven uit gazons, want mensen willen dat alles strak en glad is.’

Hetzelfde geldt, zo weet ze, voor klavers en distels. ‘Er zijn in Nederland vrijwel géén kruidenrijke weides meer. Wat wij zien als weides, is niets meer dan industriële grasproductie voor ons vee. Ik noem het ook wel grasfalt: voor de bijen en andere insecten valt er níets te halen.’

Heel veel verschillende soorten

De start van Sonnes eerste imkercursussen viel echter samen met een nieuwe tijdsgeest: door het zich steeds meer opstapelende onderzoek over de benarde toestand van bestuivende insecten wilden steeds meer mensen iets doen om de bijen te helpen. ‘Mijn imkercursussen raakten overvol.’ Maar in plaats van deze mensen aan te moedigen om eigen volken honingbijen te houden, brengt Sonne ze vooral het belang van een gezonde, natuurlijke leefomgeving bij.

‘Wat niet veel mensen weten is dat er naast de honingbij nog heel veel andere bijen bestaan: in Nederland wel 360 verschillende soorten. Dit zijn allemaal wilde bijen, waarvan verreweg het grootste deel alleen leeft, bijvoorbeeld in een gaatje onder de grond of in een holle rietstengel. Deze wilde bijensoorten, maar ook andere bestuivende insecten, zoals vlinders en zweefvliegen, hebben het veel zwaarder te verduren dan honingbijen.’

Wilde bijen, verklaart Sonne, ‘moeten binnen vliegafstand van hun nest – voor sommige soorten is dat maximaal 150 meter – voldoende voedsel kunnen vinden. Maar door ons veranderende landschap worden de plekken waar wilde bijen kunnen leven steeds schaarser. En het wrange is, door de schaarste aan wilde planten concurreren ze met honingbijen om het laatste voedsel.

Honingbijen kunnen veel verder vliegen. Zij hebben een foerageergebied met een straal van wel drie kilometer. Bovendien krijgen zij hulp van hun imker: deze verkast zijn volken geregeld naar bloemrijke plekken, zoals een bloeiende lindelaan of koolzaadveld. Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen hierdoor dus nóg lastiger maken.’

Help de bestuivers

‘Sinds een paar jaar beseffen steeds meer mensen in Nederland dat bestuivende insecten meer bloemen nodig hebben’, vervolgt Sonne. ‘Massaal zijn er zaaiacties uitgevoerd: allemaal met van dat eenjarige, fleurige, snelle spul. Het resultaat is fantastisch. Het probleem hiermee is alleen: de wilde bijen zitten niet op dat snelle spul. Die zitten op de langzame kruiden, de meerjarige planten, de paardenbloemen, distels en klavers. Wil je de bijen helpen, dan moet je je maaier dus in je schuur laten staan.’

‘Dankzij de bijen voel ik mijn verbondenheid met de natuur’

Én, vervolgt Sonne: ‘we moeten meer ruimte bieden aan struiken, bomen en klimplanten. Kijk hier’ – ze wijst op de eik achter zich – ‘die is helemaal overgroeid door klimop. Veel mensen bekruipt dan de angst: die klimop maakt mijn boom dood. Maar de klimop gebruikt hem enkel als klimboom. Laat die klimop dus groeien! Aan het einde van de zomer vormt die het eindbal, het grootste feest voor de bestuivers. Vlinders, zweefvliegen, hommels: allemaal komen ze dan hier om te snoepen.’

Leermeesters

Het is dit soort kennis waarmee Sonne gemeenten adviseert om hun groenbeheer bij-vriendelijk te maken. ‘Ik had twee jaar geleden als doel gesteld om binnen tien jaar tienduizend hectare aan bijenoases aan te leggen. Ik heb de tijd niet genomen om het na te rekenen, maar ik geloof dat we die ambitie al ruimschoots hebben gehaald.’

Voor Sonne is dat echter geen reden om eens rustig achterover te leunen. ‘De bijen zijn zo’n grote inspiratiebron voor mij. Dankzij hen voel ik mijn verbondenheid met de natuur, voel ik mijn kracht. In die zin had de honingbijexpert Frisch gelijk. Ik lig midden in de toverbron van de bijen en ik kan niet stoppen met drinken en hun kennis doorgeven.’

Meer weten over Sonnes werk? Zie: Bee-foundation.nl en Bijenkoningin.nu.

Dit interview stond eerder in de uitgave nr 129 van Genoeg. Magazine Genoeg kun je hier bestellen. Hoofdafbeelding: Kostas Dimopoulos via pexels.

Maak je eigen insectenhotel

De natuur is in het voorjaar op zijn mooist. De bloemen bloeien en de bijen zoemen. Maak van je tuin een paradijs voor nuttige insecten door zelf een insectenhotel te maken!

Nuttige dieren

Insecten spelen een belangrijke rol in de ecologische kringloop. Ze ruimen afval op, ze bestuiven planten en dienen als voedsel voor vogels. Maar het gaat niet goed met ze, zo bleek uit wetenschappelijk onderzoek in opdracht van Natuurmonumenten. Een belangrijke oorzaak is de intensivering van de landbouw. Ook versnippering van natuurlijke leefgebieden draagt mogelijk bij aan de afname. In je eigen achtertuin kun je deze grotere problemen niet volledig oplossen, maar je kunt wel een kleine bijdrage leveren. Bijvoorbeeld door een insectenhotel te maken: een plek waar bijen, vlinders en andere beestjes kunnen nestelen.

Zelf maken

In tuincentra, bouwmarkten en dierenwinkels kun je kant-en-klare insectenhotels kopen. Maar zelf maken kan natuurlijk ook! Op internet vind je heel veel leuke voorbeelden. Er zijn heel eenvoudige hotels die je maakt van een leeg conservenblik waar je strootjes in legt. En vijfsterrenhotels die ruimte bieden aan heel veel verschillende insecten. Onze tips:

  • Een design insectenkast met een stap-voor-stap werkbeschrijving op de website van Praxis.
  • Een makkelijk te maken upcycle insectenhotel van oude blikjes met deze instructie.
  • Houd je van wild en natuurlijk? Kijk dan eens op dit Engelstalige blog van Insteading.

Hoe biedt jouw insectenhotel een zo goed mogelijk onderdak aan bijen en vlinders? Wat voor materiaal gebruik je? Hoe groot moeten de gaatjes zijn? De Vlinderstichting heeft een lijst gemaakt van dingen waar je op moet letten. Zo moet de diameter van de boorgangen en stengels variëren tussen de twee en negen millimeter. Ook moeten de gaten of stengels aan één kant dicht zijn. Een waterdicht dakje is aan te raden. Veel kant-en-klare insectenhotels voldoen niet aan deze eisen. De Vlinderstichting geeft ook advies over de beste locatie. Je insectenhotel plaats je op een zonnige plek in een omgeving met veel inheemse bloemen.

Planten en rommelhoekjes

Ook zonder insectenhotel kun je je tuin aantrekkelijk maken voor insecten. Wees niet te netjes, maar zorg voor rommelhoekjes die je zo veel mogelijk met rust laat. Boomstammetjes, een bergje stro of een hoopje dennenappels: insecten zullen er schuilen en nestelen. Bekijk ook eens deze lijst van planten en bloemen waarmee je bijen, vlinder en andere insecten aantrekt.

Foto boven bericht: Markus Winkler via Unsplash.

In 7 stappen naar een capsulegarderobe

Met nog geen veertig kledingstukken in je kast er steeds verrassend uitzien, het is een kunst. Maar het kan! In het boek ‘De capsulegarderobe’ doet stylist Leoni Huisman uit de doeken hoe je zo’n overzichtelijke en tegelijkertijd veelzijdige collectie kiest uit je totale kledingbezit. Wij delen in het kort de 7 stappen met je. Leve de Capsulegarderobe!

Voorbereiding

Zorg dat je in een goede bui bent als je begint met het samenstellen van je capsulegarderobe. Focus alleen op het huidige seizoen en belangrijk: neem er de tijd voor. Maak het leuk voor jezelf!

stappenplan capsulegarderobe

Stap 1 Inventariseren

Haal alle kleding die je dit seizoen zou kunnen dragen uit je kast en leg die op je bed. En dan bedoel ik echt alle kleding: niet alleen je favoriete spijkerbroek, maar al je spijkerbroeken. Ook de spullen die je niet meer draagt, miskopen, gehavende items, enzovoort. Leg alles bij elkaar wat je het komende seizoen zou kunnen aandoen. 

Stap 2 Je bewaarcollectie 

Alle kleding die je de komende drie maanden niet gaat dragen, hoort nu bij je ‘bewaarcollectie’. Die haal je uit je kast en leg je apart. Bij stap 7 berg je de bewaarcollectie pas echt op. Je kledingkast is nu leeg, op ondergoed, sportkleding, loungewear en pyjama’s na. Die horen dus niet bij je capsule! 

Tip: ook een capsulegarderobe voor je kind(eren)? Daar lees je alles over in dit artikel.

Stap 3 Verdelen & selecteren 

Verdeel al je kleding in maximaal zeven stapels, op kleur. Heb je meer dan 7 kleuren, dan kun je ze samenvoegen in een ‘kleurfamilie’. Heb je kleding die nergens bij past, houd die dan apart. Selecteer nu van elke kleurstapel één bottom en twee tops, tot je zeven van zulke drietallen hebt gevormd. Dit is je ‘Schijf van 7’.

Stap 4 Voeg blijmakers toe 

Je basis is klaar, je Schijf van 7. Nu mag je nog zeven extra items toevoegen. Het maakt niet uit van welke stapel. Ook die ene stapel met losse kledingstukken doet nu mee. Het maakt niet uit wat je pakt. Als het maar ‘blijmakers’ zijn, kledingstukken die je dit seizoen echt niet wilt missen. 

Stap 5 Selecteer vijf paar schoenen en drie buitenjasssen

Vijf paar schoenen voelt misschien als weinig, maar we hebben het over vijf paar schoenen voor een seizoen, dus drie maanden. Dat is voldoende om verschillende moods te creëren. Hierbuiten vallen: sportschoenen, schoenen voor extreme weersomstandigheden, en schoenen voor speciale gelegenheden zoals een bruiloft. Wat de drie buitenjassen betreft: selecteer drie soorten jassen. Bijvoorbeeld een lange, een korte en een middellange. De ervaring leert dat drie jassen voor drie maanden genoeg is.

Stap 6 Combinaties maken

Nu kun je gaan experimenteren met je collectie. Verzin nieuwe combinaties met de stukken uit je capsule. Pas outfits voor de spiegel en wissel zo nodig nog een kledingstuk om. Laat je verrassen door een nieuwe combinatie die zowaar werkt. Heb je altijd veel kleding en vind je het moeilijk om keuzes te maken? Dit is je eerste capsule, wees vooral niet te streng voor jezelf. 

Stap 7 Opbergen & inhangen van je capsulegarderobe

Je bergt nu je bewaarcollectie op. Dat is de kleding van dit seizoen die je niet hebt geselecteerd, samen met alle kleding voor de andere seizoenen. Je kast is schoon en leeg. En dan komt nu het leukste gedeelte. Je eerste eigen fijne kleine capsulegarderobe in je kast hangen en leggen!

Boek: De capsulegarderobe

Wil je meer lezen over dit onderwerp en wil je alle tips kennen voor het samenstellen van de ideale capsulegarderobe? Lees dan het boek ‘De capsulegarderobe‘ van Leoni Huisman!

Dit artikel maakt deel uit van de special ‘Goeie Kleren’ uit Genoeg 127. Foto boven bericht: Ron Lach via pexels.

pakket Genoeg goeie kleren

Zo ging dat vroeger: zuinigheid met stijl

Sober leven was een eeuw geleden nog heel gewoon, ook in de ‘hogere kringen’. Wat dat concreet inhield, kun je lezen in boeken als Een leven op stand van historica Ileen Montijn en Gouden jaren van journalist Annegreet van Bergen. Wat kunnen we in de huidige tijd nog leren van de zuinigheid van toen? Wij delen een paar voorbeelden van spaarzaam gedrag, dat we zonder veel moeite weer kunnen oppikken:

Etensresten opmaken

Wentelteefjes, kroketten, groentesoep: allemaal klassieke voorbeelden van kliekjesverwerking. Hedendaagse voorbeelden vind je overal online en in speciale kliekjes kookboeken. Kijk bijvoorbeeld op de site van het Voedingscentrum (je kunt zoek op ‘kliekjes’) en op kokenmetkarin.nl, waar culinair journalist Karin Luiten een aparte pagina met lekkere kliekjes recepten deelt.

Meer luchten, minder wassen

Eens in de maand de lakens verschonen was vroeger heel gewoon. Door de bedden ’s ochtends goed te luchten, bleef de huisstofmijtkolonie (dol op vochtige, warme plekjes) toch binnen de perken. Ook bovenkleding werd vroeger veel vaker te luchten gehangen. Een ondershirt voorkwam dan dat er hardnekkige zweetluchtjes in het ‘goeie goed’ trokken.

Ondershirts dragen

Vroeger werd zo’n hemd met korte mouwen vooral gedragen omdat bovenkleding dan minder blootgesteld hoefde te worden aan de slijtageslag van een wasbeurt. Maar zo’n extra onderlaagje houdt je ’s winters ook warmer. Plus: in de wasmachine nemen shirts veel minder ruimte in dan truien en blouses. Dubbel voordeel dus!

Dweilen met was-sop

Oftwel: water hergebruiken. Daar kunnen we in deze tijd nog wel iets van leren! Na bijvoorbeeld een handwasje is het water nog prima te gebruiken voor een ander doeleind, zoals de vloer schoonmaken. Hetzelfde geldt voor het eerste, koude water uit de douchekop of het spoelwater van groenten: vang het op en maak ermee schoon, geef het aan de planten of spoel de wc ermee erdoor.

Dit is een kort stukje uit een artikel door Anne Pek dat eerder in Genoeg Magazine verscheen. Meer lezen? Bekijk dan dit artikel over de voordelen van een ‘vrek’ zijn!

Afbeelding bij bericht: Mingche Lee via Pexels.

DIY: onderzetters van klei

Je kunt onderzetters natuurlijk kopen in de winkel maar het is veel leuker om ze zelf te maken. Met deze DIY van Desiree de Vreede laten wij jou stap voor stap zien hoe je deze gekleurde onderzetters zelf van klei kunt maken!

Wat heb je nodig?

  • Polymeer klei
  • Liniaal
  • (Deeg) roller
  • Mesje
  • Een rond vormpje of een glas

Stappenplan

  1. Kies twee kleuren polymeer klei uit naar keuze. Maak van beide kleuren twee kleine bolletjes en leg deze op jouw werkblad neer.
  2. Pak een deegroller erbij en rol de klei uit tot je een dunne plak hebt.
  3. Maak met een liniaal drie tot vier dunne strookjes van beide soorten klei.
  4. Snijd met behulp van een mesje en liniaal van deze strookjes vier tot vijf blokjes uit. Doe dit met beide kleuren klei.
  5. Zet de beide kleuren blokjes klei om en om naast elkaar tot je een geblokt patroon hebt. Na vier blokjes maak je de volgende rij eronder. Tot je een rondje hebt van ca. 16 blokjes.
  6. Rol met de deegroller over de klei heen tot je weer een zelfde soort plak hebt.  
  7. Pak een ronde uitsteekvorm erbij en steek de klei uit zodat je een mooie onderzetter hebt. Als je geen ronde uitsteekvorm hebt kan je ook de bovenkant van een glas gebruiken om de klei uit te steken!
  8. Bak de onderzetters af in de oven op ongeveer 130 graden voor 20 minuten.
  9. Haal de onderzetters uit de oven en ze zijn af!

Deze tutorial is afkomstig van Desiree van haar blog Budgethome. Via Instagram en haar website laat zij zien hoe je op een betaalbare manier het interieur van je huis kunt opvrolijken! In het huidige nummer van Genoeg Magazine (lente 2024) staat een artikel met Desiree met ook een leuke DIY. Bestel dit nummer van Genoeg om het artikel te lezen!

DIY artikel in samenwerking met Desiree voor Genoeg magazine lente 2024

Meer ‘zelf maken’?