Dat het niet goed gaat met de natuur en biodiversiteit in Nederland, was al langer bekend. En dat is nu ook terug te zien in het aantal vlinders. Begin augustus vond de jaarlijkse Vlindertelling plaats en nog nooit werden er zo weinig vlinders geteld in ons land.
Natuurliefhebbers door het hele land gingen afgelopen weekend in de tuin zitten om een kwartier lang te zoeken naar vlinders. De deelnemers zagen er gemiddeld slechts vijf, tegen acht vorig jaar en zelfs zestien gemiddeld in de beginjaren van de telling.
Gelukkig kan iedereen met een tuin of dakterras zelf een steentje bijdragen om de biodiversiteit en vlinderpopulatie te helpen. Hieronder geven we een aantal tips om je tuin vlindervriendelijk te maken!
Waar koop je je planten?
Hoe meer planten, hoe beter, toch? Dat zou je denken, maar dan ligt het er wel aan waar je die planten koopt. Planten uit de meeste tuincentra zijn namelijk vaak flink besproeid met pesticiden, waardoor ze slecht zijn voor insecten. Daarom wordt aangeraden om zoveel mogelijk planten te kopen die biologisch geteeld zijn. Google op ‘biologisch geteelde planten’ en je vindt genoeg aanbieders die planten voor in de tuin verkopen, die niet met schadelijke stoffen zijn bespoten. Biologisch geteelde planten zijn vaak nog wel wat duurder, omdat de vraag lager is. Als de vraag groeit, zal ook het aanbod steeds verder groeien en de prijs dalen.
Een strak gesnoeide tuin ziet er natuurlijk mooi uit, maar is niet zo fijn voor vlinders en andere insecten. Insecten hebben namelijk plekken nodig om te schuilen en dat doen ze vaak in de takken en bladeren van planten. Daarom is het slim om minder te maaien en gefaseerd te snoeien, hierdoor blijven er genoeg takken en bladeren over voor de insecten om te gebruiken.
Maak jij je tuin ‘klaar voor de winter’? Dan is het goed om je tuinafval niet meteen weg te doen. In de takken en bladeren zitten namelijk vaak nog eitjes van rupsen en andere insecten verstopt. Wanneer je je groenafval nog een tijdje laat liggen, krijgen deze nog de kans om uit te komen. Hiermee bevorder je het aantal rupsen en daarmee ook het aantal vlinders.
Kruidentuin
Een kruidentuin is een ideale plek voor vlinders en bijen. Deze insecten zijn gek op bloeiende kruidenhoekjes met rozemarijn, lavendel, kattenkruid, marjolein, tijm, of venkel. In deze planten zijn namelijk veel nectar te vinden.
Veel mensen denken dat de hortensia de ideale plant is voor vlinders. Toch is dat zeker niet zo. De grote bloemen van een hortensia zijn zo ver doorgekweekt dat ze geen stuifmeel of nectar meer bevatten. Hoewel het mooie planten zijn, zijn ze waardeloos voor de biodiversiteit.
Rupsen eten het liefst planten die oorspronkelijk voorkomen in Nederland. Eenmaal uit hun cocon maakt het niet meer zoveel uit waar de vlinder zijn nectar vandaan haalt. De brandnetel is veruit de beste voedselplant voor veel soorten rupsen, mocht je in de tuin ergens een rommelhoekje hebben, laat er vooral een paar brandnetels groeien. Of zet een pot met een brandnetel ergens verstopt in een hoekje van je tuin neer, de rupsen en daarmee later de vlinders zullen je dankbaar zijn.
Sonne Copijn is imker en oprichter van Bee-Foundation. Met cursussen en workshops vraagt ze aandacht voor de noodtoestand van de wilde bijen. Tegelijkertijd werkt ze aan het verbeteren van hun leefomstandigheden door de aanleg van ‘bijenoases’. ‘De bijen zijn mijn toverbron.’
Door: Merel Deelder
Een romantische, monumentale villa met geel en roomwit geverfde ornamenten, omringd door honderd jaar oude beuken en kruidenrijk gras tot kniehoogte. Hier, in Landhuis Welgelegen in het Utrechtse dorp Groenekan, groeide Sonne Copijn op en werd ze door haar vader, boomchirurg en hobby-imker, ingewijd in het imkervak. ‘Op mijn tiende verjaardag kreeg ik als cadeau een bijenvolk.’ Haar ouders runnen hier samen een ontwerp- en adviesbureau in tuin- en landschapsarchitectuur, en dat is te zien: de tuin, een kleine hectare, heeft statige hagen en gezellige kronkelpaadjes. Middenin plantte Sonne een aantal jaar geleden een wilde bijentuin aan, vol struiken en kleurige bloemen. Ze plaatst twee oude rieten stoelen op het terrasje voor deze oase en vertelt hoe zij ‘de bijenkoningin’ werd.
In de wieg
‘Het begon eigenlijk als een grapje onder vrienden en dat breidde zich uit onder steeds meer mensen. Als ik ergens kwam om een les of workshop te geven, riep er altijd wel iemand: “Kijk, daar heb je de bijenkoningin”. Ik voelde me daar eerst ongemakkelijk bij. Tot ik op een gegeven moment voelde: de bijenkoningin, dat ben ik! Ik ben het gaan leven!’ Lachend: ‘Voor mijn geboorte vlocht mijn vader een wieg van stro, precies zoals hij zijn bijenkorven vlocht. Eigenlijk ben ik dus al in de wieg gelegd als bijenkoningin.’
Na haar studie Biologische Landbouw en Agrarische Economie werkte Sonne tien jaar als adviseur in de duurzame landbouw. Ondertussen bracht ze op het terrein van Welgelegen haar drie kinderen groot. Niet in het Landhuis – daar wonen haar ouders nog altijd – maar daarachter in het voormalige koetshuis, waar ze ook nu nog woont met haar jongste dochter. Nadat ze scheidde van haar man en wat later in 2012 haar contract niet werd verlengd, wist ze het even niet meer. ‘Mijn wereld stortte in.’ Haar vader hield nog altijd honingbijen achterin de tuin. Ze plaatste er een paar volken bij en startte nog datzelfde jaar met het geven van imkercursussen. ‘Het was een lastige periode, ik had de zorg voor mijn drie kinderen en ik probeerde tegelijkertijd een nieuwe carrière en een nieuw leven op te bouwen. Toch voelde ik toen al dat ik met de bijen de juiste weg was ingeslagen.’
Bitterzoet
Een van Sonnes eerste cursisten vroeg haar: ‘Hoeveel honing mag je oogsten als je wilt dat het bijenvolk voldoende honing voor zichzelf overhoudt?’ Die vraag raakte Sonne, want bracht haar terug naar haar kindertijd.
‘De honing is in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van’
‘We vierden hier ieder jaar in de zomer de honingoogstfeesten. Dat waren de grootste feesten van het jaar: alle neefjes, nichtjes, ooms, tantes, opa’s, oma’s en vrienden kwamen meedoen. Alle honing werd uit de raten geslingerd en stroomde in de glazen potten die we het hele jaar speciaal voor dit moment hadden opgespaard. Als kind mocht je dan ongegeneerd veel honing eten. Ik herinner me dat ik mijn vinger in die gouden stroom hield en die vervolgens aflikte. En dan moet je je voorstellen: wij kregen nooit snoep, dus die honing was voor ons intens zoet.’
Toch ging de vreugde voor Sonne steeds gepaard met een bittere nasmaak. ‘In de weken na de oogst maakten we suikerwater: dat gaven we de bijen ter vervanging van de weggenomen honing, als brandstof om de winter te overleven. Het is iets wat vrijwel alle imkers doen. We goten er kamille- en duizendbladthee bij, want dat zou goed zijn voor de spijsvertering. Maar ’s avonds lag ik vaak te huilen in bed omdat ik me niet voor kon stellen dat dit goed was. Als ik ziek was, kreeg ik immers een lepeltje honing, nooit een lepeltje suiker.’
Door de ogen van een bij
De vraag van de cursist confronteerde Sonne met deze herinnering en haar eigen geweten en zou uiteindelijke leidend worden voor haar verdere carrière. ‘Als ze honing zien, krijgen veel imkers dollartekens in hun ogen. Ze vinden dat ze die honing mogen wegnemen en zien er geen probleem in dat de bijen daardoor moeten leven op suiker. Maar als je op die manier imkert, ben je eigenlijk losgetrokken van je natuurlijke omgeving: de plek waar de bijen hun nectar uit verzamelen. Je gebruikt dit in feite als een wingewest voor honing, in plaats van als een plek waarin je investeert. Ik besloot daarom: ik ga het anders doen! Sindsdien is de honing in eerste instantie van de bijen. Pas als er overvloed is, oogst ik daar wat van.’
‘Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen nog lastiger maken’
‘Het bijenvolk is als een toverbron; hoe meer je eruit drinkt, hoe rijker die gaat stromen’, zo citeert Sonne de Oostenrijkse honingbijexpert Karl von Frisch. ‘Geïnspireerd door dit citaat besloot ik in plaats van me te focussen op de honing, me te verdiepen in de bijen zelf. Ik ben gaan kijken naar het landschap door de ogen van een bij. En vroeg me af: wat hebben de bijen nodig om goed te leven? Zijn er genoeg bloemen om nectar en stuifmeel te verzamelen?’
De paardenbloem is echt een topper, zegt ze. ‘Het is de nummer één onder de planten qua voedsel voor bijen en andere insecten. Maar waar vind je tegenwoordig nog een paardenbloem? In mijn jeugd zagen de weides geel van de paardenbloemen. Maar mijn kinderen groeien niet meer op met paardenbloemen. Het is in Nederland een van de meest bestreden planten. Hij wordt doodgespoten en uitgegraven uit gazons, want mensen willen dat alles strak en glad is.’
Hetzelfde geldt, zo weet ze, voor klavers en distels. ‘Er zijn in Nederland vrijwel géén kruidenrijke weides meer. Wat wij zien als weides, is niets meer dan industriële grasproductie voor ons vee. Ik noem het ook wel grasfalt: voor de bijen en andere insecten valt er níets te halen.’
Heel veel verschillende soorten
De start van Sonnes eerste imkercursussen viel echter samen met een nieuwe tijdsgeest: door het zich steeds meer opstapelende onderzoek over de benarde toestand van bestuivende insecten wilden steeds meer mensen iets doen om de bijen te helpen. ‘Mijn imkercursussen raakten overvol.’ Maar in plaats van deze mensen aan te moedigen om eigen volken honingbijen te houden, brengt Sonne ze vooral het belang van een gezonde, natuurlijke leefomgeving bij.
‘Wat niet veel mensen weten is dat er naast de honingbij nog heel veel andere bijen bestaan: in Nederland wel 360 verschillende soorten. Dit zijn allemaal wilde bijen, waarvan verreweg het grootste deel alleen leeft, bijvoorbeeld in een gaatje onder de grond of in een holle rietstengel. Deze wilde bijensoorten, maar ook andere bestuivende insecten, zoals vlinders en zweefvliegen, hebben het veel zwaarder te verduren dan honingbijen.’
Wilde bijen, verklaart Sonne, ‘moeten binnen vliegafstand van hun nest – voor sommige soorten is dat maximaal 150 meter – voldoende voedsel kunnen vinden. Maar door ons veranderende landschap worden de plekken waar wilde bijen kunnen leven steeds schaarser. En het wrange is, door de schaarste aan wilde planten concurreren ze met honingbijen om het laatste voedsel.
Honingbijen kunnen veel verder vliegen. Zij hebben een foerageergebied met een straal van wel drie kilometer. Bovendien krijgen zij hulp van hun imker: deze verkast zijn volken geregeld naar bloemrijke plekken, zoals een bloeiende lindelaan of koolzaadveld. Te veel imkers – hoe goedbedoeld ook – kunnen het de wilde bijen hierdoor dus nóg lastiger maken.’
Help de bestuivers
‘Sinds een paar jaar beseffen steeds meer mensen in Nederland dat bestuivende insecten meer bloemen nodig hebben’, vervolgt Sonne. ‘Massaal zijn er zaaiacties uitgevoerd: allemaal met van dat eenjarige, fleurige, snelle spul. Het resultaat is fantastisch. Het probleem hiermee is alleen: de wilde bijen zitten niet op dat snelle spul. Die zitten op de langzame kruiden, de meerjarige planten, de paardenbloemen, distels en klavers. Wil je de bijen helpen, dan moet je je maaier dus in je schuur laten staan.’
‘Dankzij de bijen voel ik mijn verbondenheid met de natuur’
Én, vervolgt Sonne: ‘we moeten meer ruimte bieden aan struiken, bomen en klimplanten. Kijk hier’ – ze wijst op de eik achter zich – ‘die is helemaal overgroeid door klimop. Veel mensen bekruipt dan de angst: die klimop maakt mijn boom dood. Maar de klimop gebruikt hem enkel als klimboom. Laat die klimop dus groeien! Aan het einde van de zomer vormt die het eindbal, het grootste feest voor de bestuivers. Vlinders, zweefvliegen, hommels: allemaal komen ze dan hier om te snoepen.’
Leermeesters
Het is dit soort kennis waarmee Sonne gemeenten adviseert om hun groenbeheer bij-vriendelijk te maken. ‘Ik had twee jaar geleden als doel gesteld om binnen tien jaar tienduizend hectare aan bijenoases aan te leggen. Ik heb de tijd niet genomen om het na te rekenen, maar ik geloof dat we die ambitie al ruimschoots hebben gehaald.’
Voor Sonne is dat echter geen reden om eens rustig achterover te leunen. ‘De bijen zijn zo’n grote inspiratiebron voor mij. Dankzij hen voel ik mijn verbondenheid met de natuur, voel ik mijn kracht. In die zin had de honingbijexpert Frisch gelijk. Ik lig midden in de toverbron van de bijen en ik kan niet stoppen met drinken en hun kennis doorgeven.’
Leven met genoeg. Het klinkt mooi maar hoe doe je dit? Wat is genoeg? Voor inspiratie is het soms fijn om bij anderen binnen te kijken. Dat kan in de rubriek ‘Leven met genoeg’. Laat je inspireren, leef mee en kijk ongegeneerd mee met andere Genoeg-ers! Deze week kijken we binnen – of eigenlijk buiten – bij Lisa Moll (29). Zij heeft zelf haar tuin verbouwd en kweekt er nu groenten en fruit.
Van tegeltuin tot moestuin: zelf je tuin verbouwen
Een mooie grote moestuin. Is dat niet het ideaal van iedereen? Alleen, hoe komt je eraan? Nou daar heb ik wel antwoord op: in je eigen voor- en achtertuin! En de verbouwing kun je prima zelf doen, met misschien wat hulp van familie en vrienden. Ik zal je meenemen in de verbouwing van mijn eigen tuin.
Eerst even over die voortuinen. Mensen vergeten volgens mij vaak dat ze die ook kunnen gebruiken. Ik zou zeggen: eigen je voortuin weer op en kweek erin! Hij is er echt niet alleen voor de buren. En denk je nu ‘Maar een moestuin staat er maar kort mooi bij’? Dat denken wel meer mensen, maar eerlijk is eerlijk: al die hortensia’s staan er ook niet het hele jaar mooi te bloeien.
Ook wij hadden een betegelde voor- en achtertuin. Nu kweken we groenten en fruit aan huis waar we het hele jaar van kunnen eten. De ‘verbouwing’ van de tuin deden we zelf. Zo hielden we de kosten ook lekker laag. Aan één kant van de voortuin heb ik een strook tegels weggehaald en daar aarde in gedaan. Dit is echt heel simpel en kun je in een middagje doen. Aan de andere kant in de voortuin hebben we ook tegels weggehaald en daar een kleine ophoging gemaakt, een klein wandje. Dat deden we met tegels die we tweedehands via familie krijgen en dit duurde ongeveer een dag om te maken. Daar staan straks de iets hogere planten in aarde.
Verder zie je vooral veel bakken in mijn voortuin. Om honden uit de tuin te houden, is hij aan de voorkant omringd met stenen bakken. Deze worden echt overal gratis aangeboden en kun je ook makkelijk stapelen. Dáárvoor staan weer allemaal emmers en bakken, vol met moestuinplanten. Dit is ooit zo ontstaan door de betegelde tuin, maar eigenlijk is het ideaal. De bakken heb ik gratis van een hovenier overgenomen, die hebben ze vaak over als restafval nadat ze een tuin hebben aangelegd. Maar zelfs emmers kun je prima gebruiken. Alleen even de handel verwijderen en onderin gaten boren, want het overtollig water moet wel weg kunnen. Dit is ook goedkoop en ze zijn heel stevig, mijn emmers gaan nu al 5 jaar mee. Extra voordeel vind ik dat je ze makkelijk kunt verplaatsen als je een keer een andere indeling wilt.
Ook hebben we 3 grote bogen richting de voordeur geplaatst, vanuit bakken groeien daar dingen omhoog. Dit is zeker handig als je minder oppervlakte hebt in je tuin. Bij ons groeien daar paarse spekbonen. Dat is een soort eetbare blauweregen. Het ziet er ook nog eens mooi uit, met eerst bloemetjes en daarna de paarse lange bonen. Feestelijk thuiskomen dus! En dit staat wel 4-5 maanden lang in bloei. Je kunt ook een tweede keer zaaien (in mei en augustus een tweede keer), dan geniet je er nog langer van!
Wat we nu allemaal verbouwen in de moestuin? Nou bijvoorbeeld sla, peulen, tomaten, kruiden, broccoli, paprika, en nog veel meer. En dat allemaal aan huis, in de zelf verbouwde tuin!
Je kunt de moestuin-avonturen van Lisa Moll ook volgen via haar instagram account! Op dit moment is Lisa haar achtertuin aan het verbouwen, om nóg meer moestuinplanten kwijt te kunnen. En daarnaast een mooie ruimte voor haar kippen te hebben. Lisa deelt regelmatig leuke tips met ons, dus meld je aan voor de Genoeg nieuwsbrief als je niks wilt missen.
Misschien bestaat jouw tuin al grotendeels uit groen, of kijk je juist nog uit op een kale tegeltuin. In beide gevallen zijn er veel manieren waarop je je tuin (verder) kunt verduurzamen. Om zo de natuur te ondersteunen en zelf ook meer uit je tuin te halen. Zeker als je niet op vakantie gaat of al terug bent, is dit hét moment om aan de slag te gaan met deze tips voor zowel beginners als gevorderden.
Tip 1: meer groen, minder tegels
De belangrijkste en vaak ook de eerste stap voor het verduurzamen van je tuin is te kiezen voor meer groen. En meer groen betekent vaak minder tegels. Zo gaan gemeenten tijdens het NK Tegelwippen met elkaar de strijd aan om zoveel mogelijk tegels te ‘wippen’ en te vervangen door groen. Dit maakt onze leefomgeving klimaatbestendiger, fijner voor insecten en dieren, en meteen een stuk mooier.
Je kunt zelf meedoen en tegels in je tuin vervangen door groen, of tegels van je gemeente hiervoor opgeven. De tegels kun je tweedehands of gratis aanbieden, of in je tuin opstapelen als een insectenmuurtje. Sommige gemeenten halen tegels gratis op tijdens de duur van het evenement. Maar zelfs als je geen tegels wilt of kunt verwijderen, kun je zorgen voor meer groen. Denk aan planten in potten of bakken op je terras, geveltuin of balkon.
Tip 2: begin een moestuin(tje)
Zelf een moestuin beginnen? Het is misschien wel makkelijker dan je denkt. Natuurlijk kun je aan de slag met zelfgemaakte moesbakken en een uitgebreide oogst. Maar je kunt ook simpel beginnen en gewoon een paar groente- en fruitplanten plaatsen in lege stukken aarde. Of vervang een dode plant door bijvoorbeeld een frambozenstruik, courgetteplant, tijmplant of een bessenstruik. Het zorgt voor extra groen in je tuin en je plukt er al snel letterlijk de vruchten van.
Heb je geen lege plekken over maar wel een (klein) terras? Moestuinplanten doen het vaak ook goed in wat grotere potten. Framboos kan bijvoorbeeld ook gaan ‘woekeren’ in een wat grotere pot, zodat je nog meer frambozen kunt oogsten. Ook bessenstruiken zoals aalbes en blauwe bes doen het goed in potten. Kijk wel of de plant op de juiste plek staat. Meestal is beschut en zonnig nodig voor moestuinplanten. Heb je minder te besteden? Aardewerk potten zijn vaak het best betaalbaar. Bij kringloopcentra zijn vaak ook (aardewerk) plantenpotten te vinden.
Tip 3: open de tuindeuren
Is jouw tuin bereikbaar voor bijvoorbeeld egels en kikkers? Vaak zijn tuinen hermetisch afgesloten met hekken, schuttingen of muren. Hierdoor kunnen vliegende en kruipende insecten wel naar binnen maar iets grotere dieren niet. Open voor hen de deuren door je schutting te vervangen door struiken. Of maak een klein gat onderin je schutting of hek, de zogenaamde egelsnelweg. Zo kunnen deze dieren ook genieten van jouw tuin, of deze gebruiken op hun doortocht naar je buren met een vijver.
Tip 4: maak er een rommeltje van
Ja je leest het goed: een rommelige tuin is goed voor de natuur. Denk aan het laten liggen van bladeren in de herfst. Kleine dieren vinden hier een schuilplek voor de winter. Als je veel bladeren hebt of je vindt het te rommelig, kun je de dode bladeren bijeen harken en in een hoekje van de tuin leggen. Zo vormen ze weer voeding voor de aarde en dus voor je tuin.
Maar ook minder vaak maaien – en dus een natuurlijker gazon – is goed voor de natuur. Bloemen en hoger gras trekken namelijk insecten en vogels aan. Daarnaast heeft langer gras minder water nodig en droogt de aarde zo minder snel uit. En laten we eerlijk zijn: minder maaien scheelt ook een hoop tijd. Dus houd je deze zomer eens in en maai pas op zijn vroegst weer in september. Je zult zien dat er snel meer natuur in je tuin tot leven komt.
Tip 5: (her)gebruik afval
Je kunt afval vaak goed hergebruiken in je tuin. Zo zijn insecten en kleine dieren heel blij met wat los opgestapelde tegels, takken of tuinafval. Een kapotte plantenpot kun je in de bosjes neerleggen, binnen no time is deze overgroeid en het is een mooi holletje voor dieren. En ga je een stukje tuin aanpakken of veranderen? Vaak hoef je oude planten niet weg te doen. Je kunt planten bijvoorbeeld ergens anders plaatsen, of (gratis) aanbieden. Een dode boom kan als brandhout worden gebruikt of aangeboden, of van de takken maak je een insectenhotel.
Tip 6: meer regenwater, minder sproeien
Maak je al nuttig gebruik van het regenwater in jouw tuin? Bij grote regenval kan de tuin of het riool het regenwater niet altijd verwerken. Door hier zelf een opvangsysteem voor te maken, kun je het water opslaan en weer gebruiken op drogere dagen. Zo kun je de regenpijp afkoppelen en een regenton gebruiken. Of als je veel ruimte hebt een regenwatervijver – ook wel een wadi – aanleggen.
Deze zomer is er al veel regen gevallen maar dat is niet ieder jaar het geval. Langere periodes van droogte en hitte komen vaker voor. Toch is het niet nodig om iedere dag of zeer regelmatig te sproeien als het droog is. Veel planten kunnen wel tegen wat droogte. Je tuin ziet er misschien tijdelijk iets minder verzorgd uit maar zal ook weer herstellen van de droogte. Op deze manier bespaar je water én tijd. Eventueel opgevangen regenwater kun je in zo’n periode natuurlijk ook gebruiken voor planten die minder goed tegen droogte kunnen.
Tip 7: zorg voor schaduw
Het creëren van schaduw is een simpele maatregel met veel voordelen. met genoeg schaduw in je tuin zal de bodem minder snel uitdrogen. Planten en grassen blijven zo langer gezond. Bij regen wordt het water bovendien beter opgenomen in de aarde. Je tuin wordt er duurzamer van én je hebt zelf minder last van de hitte op warme dagen.
Schaduw kun je natuurlijk creëren door het planten van bomen en struiken. Minder snoeien en maaien helpt ook. En wat dacht je van een laagje compost, of het laten groeien van een bodembedekker?
Tip 8: help schimmels en paddenstoelen
Wist je dat paddenstoelen en schimmels in je tuin een heel goed teken is? Het zijn echte opruimers: ze zorgen voor de afbraak van organische materialen, zoals bladeren, hout en dode organismen. Dit materiaal zetten ze weer om in voedsel voor de bodem en de wortels van bomen. Je kunt paddenstoelen en schimmels niet planten maar je kunt ze wél uitnodigen in je tuin. Dat doe je zo:
Laat oude en dode bomen gewoon staan. Eventueel kun je de boom afzagen, maar laat de stronk en wortels intact. Je kunt ook de boomstronk laten liggen.
Laat dode bladeren liggen, veeg ze eventueel op één hoop in een hoek van de tuin. Je kunt er ook wat snoeihout bij leggen.
Plant één of meerdere bomen die samenleven met zwammen, zoals een eik, beuk of berk.
Maak een pad of terras van houtsnippers in plaats van tegels. Dit is organisch materiaal en dus trekt het eerder paddenstoelen en schimmels aan.
Voor een heerlijke vakantie hoef je niet ver weg. Sommige mensen kamperen gewoon in ‘Achtertuinia’ en hebben het daar prima naar hun zin. Twee van hen vertellen over de voordelen van deze vakanties in eigen achtertuin.
Thema vakanties
Moeder José Meuzelaar vertelt: ‘Wij vieren regelmatig vakantie in de achtertuin. ‘Achtertuinia’ is een land waar alles kan. Mijn dochter Kate en ik verzinnen altijd een thema voor onze vakanties. We hebben al ‘Dinoland’ gehad, toen hebben we alle dinoknuffels in de tent gelegd. En ‘IJsland’, met de pinguïnknuffel en witte en blauwe dekentjes in de tent. Toen hebben we heel veel ijsjes gegeten.
‘Volgende week mogen we bij een vriendin in de tuin kamperen. Dan is het thema ‘Wat kunnen we thuis laten?’, want het lijkt me fijn om niet honderd knuffels mee te zeulen. Die vriendin moet werken, maar als ze thuiskomt maken we een kampvuur en roosteren we marshmallows.
‘Achtertuinia is een land waar alles kan’
‘In Achtertuinia hebben we maar één regel: je mag geen huiselijke dingen doen, zoals een wasje draaien. Alleen water tappen, naar de wc gaan en douchen doen we in huis. Kate vindt het een voordeel dat ze in het donker niet een hele camping over hoeft om naar de wc of douche te gaan. En ze hoeft haar vader niet teveel te missen, want die slaapt toch het liefst in zijn eigen bed. Van citroenmelisse en munt uit de tuin maak ik thee op mijn spiritusbrander. En we gaan lopend boodschappen doen, want dat doen we op vakantie ook. Dan wandelen we een hele middag door onze eigen stad, met rugzak.’
Het kan altijd
José vertelt verder: ‘Het leuke van kamperen in de tuin is dat we niet op vakantieperiodes hoeven te wachten. Na school zetten we gewoon de tent op als we zin krijgen om te kamperen, bijvoorbeeld als het heel hard regent. Dan sprinten we naar zolder om de tent te halen. Het is een magische ervaring, die harde regen op je tent: alsof duizend elfjes op je tent trommelen. We willen ook een keer in de sneeuw kamperen. Dan nemen we gewoon een paar extra slaapzakken mee naar Achtertuinia.’
Test-kamperen in de tuin
Ook Genoeg beeldredacteur Roos van der Sanden kampeert in eigen tuin: ‘Mijn dochter wilde graag kamperen. Om uit te proberen of dat wat voor ons is, leenden we een tent van een goede vriendin en zetten die op in ons achtertuintje. De tent paste er precies in. We hebben heerlijk in onze eigen tuin gekampeerd. We gaan deze zomer nog een weekje naar een leuke familiecamping in de buurt. De geleende tent gaat dan mee. Het enige dat we voor ons kampeeravontuur nieuw hebben aangeschaft is een ledlamp die oplaadbaar is op zonne-energie.’
TIP! Genoeg tijd om te lezen? Bestel het Zomer nummer van Genoeg.